Vervoeging van sospirare
Onbepaalde wijs (infinitief): sospirare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io sospiro
- tu sospiri
- lui/lei/Lei sospira
- noi sospiriamo
- voi/Voi sospirate
- loro/Loro sospirano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kreun
- jij kreunt
- hij/zij/het kreunt
- wij kreunen
- jullie kreunen
- zij kreunen
Imperfetto
- io sospiravo
- tu sospiravi
- lui/lei/Lei sospirava
- noi sospiravamo
- voi/Voi sospiravate
- loro/Loro sospiravano
Onvoltooid verleden tijd
- ik kreunde
- jij kreunde
- hij/zij/het kreunde
- wij kreunden
- jullie kreunden
- zij kreunden
Passato prossimo
- io ho sospirato
- tu hai sospirato
- lui/lei/Lei ha sospirato
- noi abbiamo sospirato
- voi/Voi avete sospirato
- loro/Loro hanno sospirato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekreund
- jij hebt gekreund
- hij/zij/het heeft gekreund
- wij hebben gekreund
- jullie hebben gekreund
- zij hebben gekreund
Trapassato prossimo
- io avevo sospirato
- tu avevi sospirato
- lui/lei/Lei aveva sospirato
- noi avevamo sospirato
- voi/Voi avevate sospirato
- loro/Loro avevano sospirato
Voltooid verleden tijd
- ik had gekreund
- jij had gekreund
- hij/zij/het had gekreund
- wij hadden gekreund
- jullie hadden gekreund
- zij hadden gekreund
Futuro semplice
- io sospirerò
- tu sospirerai
- lui/lei/Lei sospirerà
- noi sospireremo
- voi/Voi sospirerete
- loro/Loro sospireranno
Toekomende tijd I
- ik zal kreunen
- jij zult kreunen
- hij/zij/het zal kreunen
- wij zullen kreunen
- jullie zullen kreunen
- zij zullen kreunen
Futuro anteriore
- io avrò sospirato
- tu avrai sospirato
- lui/lei/Lei avrà sospirato
- noi avremo sospirato
- voi/Voi avrete sospirato
- loro/Loro avranno sospirato
Toekomende tijd II
- ik zal gekreund hebben
- jij zult gekreund hebben
- hij/zij/het zal gekreund hebben
- wij zullen gekreund hebben
- jullie zullen gekreund hebben
- zij zullen gekreund hebben
Condizionale presente
- io sospirerei
- tu sospireresti
- lui/lei/Lei sospirerebbe
- noi sospireremmo
- voi/Voi sospirereste
- loro/Loro sospirerebbero
Conditionalis I
- ik zou kreunen
- jij zou kreunen
- hij/zij/het zou kreunen
- wij zouden kreunen
- jullie zouden kreunen
- zij zouden kreunen
Condizionale passato
- io avrei sospirato
- tu avresti sospirato
- lui/lei/Lei avrebbe sospirato
- noi avremmo sospirato
- voi/Voi avreste sospirato
- loro/Loro avrebbero sospirato
Conditionalis II
- ik zou hebben gekreund
- jij zou hebben gekreund
- hij/zij/het zou hebben gekreund
- wij zouden hebben gekreund
- jullie zouden hebben gekreund
- zij zouden hebben gekreund
Imperativo
- tu sospira
- voi/Voi sospirate
Imperatief
- jij kreun
- jullie kreunt