Vervoeging van stimare
Onbepaalde wijs (infinitief): stimare
Italiaans
Nederlands
Presente
- io stimo
- tu stimi
- lui/lei/Lei stima
- noi stimiamo
- voi/Voi stimate
- loro/Loro stimano
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik acht
- jij acht
- hij/zij/het acht
- wij achten
- jullie achten
- zij achten
Imperfetto
- io stimavo
- tu stimavi
- lui/lei/Lei stimava
- noi stimavamo
- voi/Voi stimavate
- loro/Loro stimavano
Onvoltooid verleden tijd
- ik achtte
- jij achtte
- hij/zij/het achtte
- wij achtten
- jullie achtten
- zij achtten
Passato prossimo
- io ho stimato
- tu hai stimato
- lui/lei/Lei ha stimato
- noi abbiamo stimato
- voi/Voi avete stimato
- loro/Loro hanno stimato
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geacht
- jij hebt geacht
- hij/zij/het heeft geacht
- wij hebben geacht
- jullie hebben geacht
- zij hebben geacht
Trapassato prossimo
- io avevo stimato
- tu avevi stimato
- lui/lei/Lei aveva stimato
- noi avevamo stimato
- voi/Voi avevate stimato
- loro/Loro avevano stimato
Voltooid verleden tijd
- ik had geacht
- jij had geacht
- hij/zij/het had geacht
- wij hadden geacht
- jullie hadden geacht
- zij hadden geacht
Futuro semplice
- io stimerò
- tu stimerai
- lui/lei/Lei stimerà
- noi stimeremo
- voi/Voi stimerete
- loro/Loro stimeranno
Toekomende tijd I
- ik zal achten
- jij zult achten
- hij/zij/het zal achten
- wij zullen achten
- jullie zullen achten
- zij zullen achten
Futuro anteriore
- io avrò stimato
- tu avrai stimato
- lui/lei/Lei avrà stimato
- noi avremo stimato
- voi/Voi avrete stimato
- loro/Loro avranno stimato
Toekomende tijd II
- ik zal geacht hebben
- jij zult geacht hebben
- hij/zij/het zal geacht hebben
- wij zullen geacht hebben
- jullie zullen geacht hebben
- zij zullen geacht hebben
Condizionale presente
- io stimerei
- tu stimeresti
- lui/lei/Lei stimerebbe
- noi stimeremmo
- voi/Voi stimereste
- loro/Loro stimerebbero
Conditionalis I
- ik zou achten
- jij zou achten
- hij/zij/het zou achten
- wij zouden achten
- jullie zouden achten
- zij zouden achten
Condizionale passato
- io avrei stimato
- tu avresti stimato
- lui/lei/Lei avrebbe stimato
- noi avremmo stimato
- voi/Voi avreste stimato
- loro/Loro avrebbero stimato
Conditionalis II
- ik zou hebben geacht
- jij zou hebben geacht
- hij/zij/het zou hebben geacht
- wij zouden hebben geacht
- jullie zouden hebben geacht
- zij zouden hebben geacht
Imperativo
- tu stima
- voi/Voi stimate
Imperatief
- jij acht
- jullie acht