Vervoeging van versare

Italiaans

Nederlands

Presente

  • io verso
  • tu versi
  • lui/lei/Lei versa
  • noi versiamo
  • voi/Voi versate
  • loro/Loro versano

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik giet
  • jij giet
  • hij/zij/het giet
  • wij gieten
  • jullie gieten
  • zij gieten

Imperfetto

  • io versavo
  • tu versavi
  • lui/lei/Lei versava
  • noi versavamo
  • voi/Voi versavate
  • loro/Loro versavano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik goot
  • jij goot
  • hij/zij/het goot
  • wij goten
  • jullie goten
  • zij goten

Passato prossimo

  • io ho versato
  • tu hai versato
  • lui/lei/Lei ha versato
  • noi abbiamo versato
  • voi/Voi avete versato
  • loro/Loro hanno versato

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gegoten
  • jij hebt gegoten
  • hij/zij/het heeft gegoten
  • wij hebben gegoten
  • jullie hebben gegoten
  • zij hebben gegoten

Trapassato prossimo

  • io avevo versato
  • tu avevi versato
  • lui/lei/Lei aveva versato
  • noi avevamo versato
  • voi/Voi avevate versato
  • loro/Loro avevano versato

Voltooid verleden tijd

  • ik had gegoten
  • jij had gegoten
  • hij/zij/het had gegoten
  • wij hadden gegoten
  • jullie hadden gegoten
  • zij hadden gegoten

Futuro semplice

  • io verserò
  • tu verserai
  • lui/lei/Lei verserà
  • noi verseremo
  • voi/Voi verserete
  • loro/Loro verseranno

Toekomende tijd I

  • ik zal gieten
  • jij zult gieten
  • hij/zij/het zal gieten
  • wij zullen gieten
  • jullie zullen gieten
  • zij zullen gieten

Futuro anteriore

  • io avrò versato
  • tu avrai versato
  • lui/lei/Lei avrà versato
  • noi avremo versato
  • voi/Voi avrete versato
  • loro/Loro avranno versato

Toekomende tijd II

  • ik zal gegoten hebben
  • jij zult gegoten hebben
  • hij/zij/het zal gegoten hebben
  • wij zullen gegoten hebben
  • jullie zullen gegoten hebben
  • zij zullen gegoten hebben

Condizionale presente

  • io verserei
  • tu verseresti
  • lui/lei/Lei verserebbe
  • noi verseremmo
  • voi/Voi versereste
  • loro/Loro verserebbero

Conditionalis I

  • ik zou gieten
  • jij zou gieten
  • hij/zij/het zou gieten
  • wij zouden gieten
  • jullie zouden gieten
  • zij zouden gieten

Condizionale passato

  • io avrei versato
  • tu avresti versato
  • lui/lei/Lei avrebbe versato
  • noi avremmo versato
  • voi/Voi avreste versato
  • loro/Loro avrebbero versato

Conditionalis II

  • ik zou hebben gegoten
  • jij zou hebben gegoten
  • hij/zij/het zou hebben gegoten
  • wij zouden hebben gegoten
  • jullie zouden hebben gegoten
  • zij zouden hebben gegoten

Imperativo

  • tu versa
  • voi/Voi versate

Imperatief

  • jij giet
  • jullie giet