Vervoeging van aanbijten
Onbepaalde wijs (infinitief): aanbijten
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bijt aan
- jij bijt aan
- hij/zij/het bijt aan
- wij bijten aan
- jullie bijten aan
- zij bijten aan
Onvoltooid verleden tijd
- ik beet aan
- jij beet aan
- hij/zij/het beet aan
- wij beten aan
- jullie beten aan
- zij beten aan
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangebeten
- jij hebt aangebeten
- hij/zij/het heeft aangebeten
- wij hebben aangebeten
- jullie hebben aangebeten
- zij hebben aangebeten
Voltooid verleden tijd
- ik had aangebeten
- jij had aangebeten
- hij/zij/het had aangebeten
- wij hadden aangebeten
- jullie hadden aangebeten
- zij hadden aangebeten
Toekomende tijd I
- ik zal aanbijten
- jij zult aanbijten
- hij/zij/het zal aanbijten
- wij zullen aanbijten
- jullie zullen aanbijten
- zij zullen aanbijten
Toekomende tijd II
- ik zal aangebeten hebben
- jij zult aangebeten hebben
- hij/zij/het zal aangebeten hebben
- wij zullen aangebeten hebben
- jullie zullen aangebeten hebben
- zij zullen aangebeten hebben
Conditionalis I
- ik zou aanbijten
- jij zou aanbijten
- hij/zij/het zou aanbijten
- wij zouden aanbijten
- jullie zouden aanbijten
- zij zouden aanbijten
Conditionalis II
- ik zou hebben aangebeten
- jij zou hebben aangebeten
- hij/zij/het zou hebben aangebeten
- wij zouden hebben aangebeten
- jullie zouden hebben aangebeten
- zij zouden hebben aangebeten
Imperatief
- jij bijt aan
- jullie bijt aan