Vervoeging van aangaan

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ga aan
  • jij gaat aan
  • hij/zij/het gaat aan
  • wij gaan aan
  • jullie gaan aan
  • zij gaan aan

Presente

  • io concerno
  • tu concerni
  • lui/lei/Lei concerne
  • noi concerniamo
  • voi/Voi concernete
  • loro/Loro concernono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ging aan
  • jij ging aan
  • hij/zij/het ging aan
  • wij gingen aan
  • jullie gingen aan
  • zij gingen aan

Imperfetto

  • io concernevo
  • tu concernevi
  • lui/lei/Lei concerneva
  • noi concernevamo
  • voi/Voi concernevate
  • loro/Loro concernevano

Toekomende tijd I

  • ik zal aangaan
  • jij zult aangaan
  • hij/zij/het zal aangaan
  • wij zullen aangaan
  • jullie zullen aangaan
  • zij zullen aangaan

Futuro semplice

  • io concernerò
  • tu concernerai
  • lui/lei/Lei concernerà
  • noi concerneremo
  • voi/Voi concernerete
  • loro/Loro concerneranno

Conditionalis I

  • ik zou aangaan
  • jij zou aangaan
  • hij/zij/het zou aangaan
  • wij zouden aangaan
  • jullie zouden aangaan
  • zij zouden aangaan

Condizionale presente

  • io concernerei
  • tu concerneresti
  • lui/lei/Lei concernerebbe
  • noi concerneremmo
  • voi/Voi concernereste
  • loro/Loro concernerebbero

Imperatief

  • jij ga aan
  • jullie gaat aan

Imperativo

  • tu concerni
  • voi/Voi concernete

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van aangaan