Vervoeging van aanglimmen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het glimt aan
- zij glimmen aan
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het glom aan
- zij glommen aan
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft aangeglommen
- zij hebben aangeglommen
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had aangeglommen
- zij hadden aangeglommen
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal aanglimmen
- zij zult aanglimmen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal aangeglommen hebben
- zij zult aangeglommen hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal aanglimmen
- zij zullen aanglimmen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben aangeglommen
- zij zullen hebben aangeglommen