Vervoeging van aanhouden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik houd aan
    • jij houdt aan
    • hij/zij/het houdt aan
    • wij houden aan
    • jullie houden aan
    • zij houden aan
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik hield aan
    • jij hield aan
    • hij/zij/het hield aan
    • wij hielden aan
    • jullie hielden aan
    • zij hielden aan
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb aangehouden
    • jij hebt aangehouden
    • hij/zij/het heeft aangehouden
    • wij hebben aangehouden
    • jullie hebben aangehouden
    • zij hebben aangehouden
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had aangehouden
    • jij had aangehouden
    • hij/zij/het had aangehouden
    • wij hadden aangehouden
    • jullie hadden aangehouden
    • zij hadden aangehouden
  • Toekomende tijd I

    • ik zal aanhouden
    • jij zult aanhouden
    • hij/zij/het zal aanhouden
    • wij zullen aanhouden
    • jullie zullen aanhouden
    • zij zullen aanhouden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal aangehouden hebben
    • jij zult aangehouden hebben
    • hij/zij/het zal aangehouden hebben
    • wij zullen aangehouden hebben
    • jullie zullen aangehouden hebben
    • zij zullen aangehouden hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou aanhouden
    • jij zou aanhouden
    • hij/zij/het zou aanhouden
    • wij zouden aanhouden
    • jullie zouden aanhouden
    • zij zouden aanhouden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben aangehouden
    • jij zou hebben aangehouden
    • hij/zij/het zou hebben aangehouden
    • wij zouden hebben aangehouden
    • jullie zouden hebben aangehouden
    • zij zouden hebben aangehouden
  • Imperatief

    • jij houd aan
    • jullie houdt aan

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van aanhouden