Vervoeging van aanklagen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik klaag aan
    • jij klaagt aan
    • hij/zij/het klaagt aan
    • wij klagen aan
    • jullie klagen aan
    • zij klagen aan
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik klaagde aan
    • jij klaagde aan
    • hij/zij/het klaagde aan
    • wij klaagden aan
    • jullie klaagden aan
    • zij klaagden aan
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb aangeklaagd
    • jij hebt aangeklaagd
    • hij/zij/het heeft aangeklaagd
    • wij hebben aangeklaagd
    • jullie hebben aangeklaagd
    • zij hebben aangeklaagd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had aangeklaagd
    • jij had aangeklaagd
    • hij/zij/het had aangeklaagd
    • wij hadden aangeklaagd
    • jullie hadden aangeklaagd
    • zij hadden aangeklaagd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal aanklagen
    • jij zult aanklagen
    • hij/zij/het zal aanklagen
    • wij zullen aanklagen
    • jullie zullen aanklagen
    • zij zullen aanklagen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal aangeklaagd hebben
    • jij zult aangeklaagd hebben
    • hij/zij/het zal aangeklaagd hebben
    • wij zullen aangeklaagd hebben
    • jullie zullen aangeklaagd hebben
    • zij zullen aangeklaagd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou aanklagen
    • jij zou aanklagen
    • hij/zij/het zou aanklagen
    • wij zouden aanklagen
    • jullie zouden aanklagen
    • zij zouden aanklagen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben aangeklaagd
    • jij zou hebben aangeklaagd
    • hij/zij/het zou hebben aangeklaagd
    • wij zouden hebben aangeklaagd
    • jullie zouden hebben aangeklaagd
    • zij zouden hebben aangeklaagd
  • Imperatief

    • jij klaag aan
    • jullie klaagt aan

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van aanklagen