Vervoeging van aanlengen
Onbepaalde wijs (infinitief): aanlengen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik leng aan
- jij lengt aan
- hij/zij/het lengt aan
- wij lengen aan
- jullie lengen aan
- zij lengen aan
Präsens Indikativ
- ich verdünne
- du verdünnst
- er/sie/es verdünnt
- wir verdünnen
- ihr verdünnt
- sie verdünnen
Onvoltooid verleden tijd
- ik lengde aan
- jij lengde aan
- hij/zij/het lengde aan
- wij lengden aan
- jullie lengden aan
- zij lengden aan
Präteritum Indikativ
- ich verdünnte
- du verdünntest
- er/sie/es verdünnte
- wir verdünnten
- ihr verdünntet
- sie verdünnten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangelengd
- jij hebt aangelengd
- hij/zij/het heeft aangelengd
- wij hebben aangelengd
- jullie hebben aangelengd
- zij hebben aangelengd
Perfekt Indikativ
- ich habe verdünnt
- du hast verdünnt
- er/sie/es hat verdünnt
- wir haben verdünnt
- ihr habt verdünnt
- sie haben verdünnt
Voltooid verleden tijd
- ik had aangelengd
- jij had aangelengd
- hij/zij/het had aangelengd
- wij hadden aangelengd
- jullie hadden aangelengd
- zij hadden aangelengd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte verdünnt
- du hattest verdünnt
- er/sie/es hatte verdünnt
- wir hatten verdünnt
- ihr hattet verdünnt
- sie hatten verdünnt
Toekomende tijd I
- ik zal aanlengen
- jij zult aanlengen
- hij/zij/het zal aanlengen
- wij zullen aanlengen
- jullie zullen aanlengen
- zij zullen aanlengen
Futur I Indikativ
- ich werde verdünnen
- du wirst verdünnen
- er/sie/es wird verdünnen
- wir werden verdünnen
- ihr werdet verdünnen
- sie werden verdünnen
Toekomende tijd II
- ik zal aangelengd hebben
- jij zult aangelengd hebben
- hij/zij/het zal aangelengd hebben
- wij zullen aangelengd hebben
- jullie zullen aangelengd hebben
- zij zullen aangelengd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde verdünnt haben
- du wirst verdünnt haben
- er/sie/es wird verdünnt haben
- wir werden verdünnt haben
- ihr werdet verdünnt haben
- sie werden verdünnt haben
Conditionalis I
- ik zou aanlengen
- jij zou aanlengen
- hij/zij/het zou aanlengen
- wij zouden aanlengen
- jullie zouden aanlengen
- zij zouden aanlengen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde verdünnen
- du würdest verdünnen
- er/sie/es würde verdünnen
- wir würden verdünnen
- ihr würdet verdünnen
- sie würden verdünnen
Conditionalis II
- ik zou hebben aangelengd
- jij zou hebben aangelengd
- hij/zij/het zou hebben aangelengd
- wij zouden hebben aangelengd
- jullie zouden hebben aangelengd
- zij zouden hebben aangelengd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde verdünnt haben
- du würdest verdünnt haben
- er/sie/es würde verdünnt haben
- wir würden verdünnt haben
- ihr würdet verdünnt haben
- sie würden verdünnt haben
Imperatief
- jij leng aan
- jullie lengt aan
Imperativ
- du verdünn(e)
- ihr verdünnt