Vervoeging van aanmeren

Vertaling: to moor

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik meer aan
  • jij meert aan
  • hij/zij/het meert aan
  • wij meren aan
  • jullie meren aan
  • zij meren aan

Present

  • I moor
  • you moor
  • he/she/it moors
  • we moor
  • you moor
  • they moor

Onvoltooid verleden tijd

  • ik meerde aan
  • jij meerde aan
  • hij/zij/het meerde aan
  • wij meerden aan
  • jullie meerden aan
  • zij meerden aan

Simple past

  • I moored
  • you moored
  • he/she/it moored
  • we moored
  • you moored
  • they moored

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangemeerd
  • jij hebt aangemeerd
  • hij/zij/het heeft aangemeerd
  • wij hebben aangemeerd
  • jullie hebben aangemeerd
  • zij hebben aangemeerd

Present perfect

  • I have moored
  • you have moored
  • he/she/it has moored
  • we have moored
  • you have moored
  • they have moored

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangemeerd
  • jij had aangemeerd
  • hij/zij/het had aangemeerd
  • wij hadden aangemeerd
  • jullie hadden aangemeerd
  • zij hadden aangemeerd

Past perfect

  • I had moored
  • you had moored
  • he/she/it had moored
  • we had moored
  • you had moored
  • they had moored

Toekomende tijd I

  • ik zal aanmeren
  • jij zult aanmeren
  • hij/zij/het zal aanmeren
  • wij zullen aanmeren
  • jullie zullen aanmeren
  • zij zullen aanmeren

Future

  • I will moor
  • you will moor
  • he/she/it will moor
  • we will moor
  • you will moor
  • they will moor

Toekomende tijd II

  • ik zal aangemeerd hebben
  • jij zult aangemeerd hebben
  • hij/zij/het zal aangemeerd hebben
  • wij zullen aangemeerd hebben
  • jullie zullen aangemeerd hebben
  • zij zullen aangemeerd hebben

Future perfect

  • I will have moored
  • you will have moored
  • he/she/it will have moored
  • we will have moored
  • you will have moored
  • they will have moored

Conditionalis I

  • ik zou aanmeren
  • jij zou aanmeren
  • hij/zij/het zou aanmeren
  • wij zouden aanmeren
  • jullie zouden aanmeren
  • zij zouden aanmeren

Conditional present

  • I would moor
  • you would moor
  • he/she/it would moor
  • we would moor
  • you would moor
  • they would moor

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangemeerd
  • jij zou hebben aangemeerd
  • hij/zij/het zou hebben aangemeerd
  • wij zouden hebben aangemeerd
  • jullie zouden hebben aangemeerd
  • zij zouden hebben aangemeerd

Conditional perfect

  • I would have moored
  • you would have moored
  • he/she/it would have moored
  • we would have moored
  • you would have moored
  • they would have moored

Imperatief

  • jij meer aan
  • jullie meert aan

Imperative

  • you moor
  • you moor

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van aanmeren