Vervoeging van aanpakken
Onbepaalde wijs (infinitief): aanpakken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pak aan
- jij pakt aan
- hij/zij/het pakt aan
- wij pakken aan
- jullie pakken aan
- zij pakken aan
Indicativo presente
- yo abordo
- tú abordas
- él/ella aborda
- nosotros abordamos
- vosotros abordáis
- ellos/ellas abordan
Onvoltooid verleden tijd
- ik pakte aan
- jij pakte aan
- hij/zij/het pakte aan
- wij pakten aan
- jullie pakten aan
- zij pakten aan
Indefinido
- yo abordé
- tú abordaste
- él/ella abordó
- nosotros abordamos
- vosotros abordasteis
- ellos/ellas abordaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangepakt
- jij hebt aangepakt
- hij/zij/het heeft aangepakt
- wij hebben aangepakt
- jullie hebben aangepakt
- zij hebben aangepakt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he abordado
- tú has abordado
- él/ella ha abordado
- nosotros hemos abordado
- vosotros habéis abordado
- ellos/ellas han abordado
Voltooid verleden tijd
- ik had aangepakt
- jij had aangepakt
- hij/zij/het had aangepakt
- wij hadden aangepakt
- jullie hadden aangepakt
- zij hadden aangepakt
Pluscuamperfecto
- yo había abordado
- tú habías abordado
- él/ella había abordado
- nosotros habíamos abordado
- vosotros habíais abordado
- ellos/ellas habían abordado
Toekomende tijd I
- ik zal aanpakken
- jij zult aanpakken
- hij/zij/het zal aanpakken
- wij zullen aanpakken
- jullie zullen aanpakken
- zij zullen aanpakken
Futuro I
- yo abordaré
- tú abordarás
- él/ella abordará
- nosotros abordaremos
- vosotros abordaréis
- ellos/ellas abordarán
Toekomende tijd II
- ik zal aangepakt hebben
- jij zult aangepakt hebben
- hij/zij/het zal aangepakt hebben
- wij zullen aangepakt hebben
- jullie zullen aangepakt hebben
- zij zullen aangepakt hebben
Futuro perfecto
- yo habré abordado
- tú habrás abordado
- él/ella habrá abordado
- nosotros habremos abordado
- vosotros habréis abordado
- ellos/ellas habrán abordado
Conditionalis I
- ik zou aanpakken
- jij zou aanpakken
- hij/zij/het zou aanpakken
- wij zouden aanpakken
- jullie zouden aanpakken
- zij zouden aanpakken
Condicional
- yo abordaría
- tú abordarías
- él/ella abordaría
- nosotros abordaríamos
- vosotros abordaríais
- ellos/ellas abordarían
Conditionalis II
- ik zou hebben aangepakt
- jij zou hebben aangepakt
- hij/zij/het zou hebben aangepakt
- wij zouden hebben aangepakt
- jullie zouden hebben aangepakt
- zij zouden hebben aangepakt
Condicional perfecto
- yo habría abordado
- tú habrías abordado
- él/ella habría abordado
- nosotros habríamos abordado
- vosotros habríais abordado
- ellos/ellas habrían abordado
Imperatief
- jij pak aan
- jullie pakt aan
Imperativo presente
- tú aborda
- vosotros abordad