Vervoeging van aanpassen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik pas aan
    • jij past aan
    • hij/zij/het past aan
    • wij passen aan
    • jullie passen aan
    • zij passen aan
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik paste aan
    • jij paste aan
    • hij/zij/het paste aan
    • wij pasten aan
    • jullie pasten aan
    • zij pasten aan
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb aangepast
    • jij hebt aangepast
    • hij/zij/het heeft aangepast
    • wij hebben aangepast
    • jullie hebben aangepast
    • zij hebben aangepast
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had aangepast
    • jij had aangepast
    • hij/zij/het had aangepast
    • wij hadden aangepast
    • jullie hadden aangepast
    • zij hadden aangepast
  • Toekomende tijd I

    • ik zal aanpassen
    • jij zult aanpassen
    • hij/zij/het zal aanpassen
    • wij zullen aanpassen
    • jullie zullen aanpassen
    • zij zullen aanpassen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal aangepast hebben
    • jij zult aangepast hebben
    • hij/zij/het zal aangepast hebben
    • wij zullen aangepast hebben
    • jullie zullen aangepast hebben
    • zij zullen aangepast hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou aanpassen
    • jij zou aanpassen
    • hij/zij/het zou aanpassen
    • wij zouden aanpassen
    • jullie zouden aanpassen
    • zij zouden aanpassen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben aangepast
    • jij zou hebben aangepast
    • hij/zij/het zou hebben aangepast
    • wij zouden hebben aangepast
    • jullie zouden hebben aangepast
    • zij zouden hebben aangepast
  • Imperatief

    • jij pas aan
    • jullie past aan

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van aanpassen