Vervoeging van aanploegen
Onbepaalde wijs (infinitief): aanploegen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ploeg aan
- jij ploegt aan
- hij/zij/het ploegt aan
- wij ploegen aan
- jullie ploegen aan
- zij ploegen aan
Onvoltooid verleden tijd
- ik ploegde aan
- jij ploegde aan
- hij/zij/het ploegde aan
- wij ploegden aan
- jullie ploegden aan
- zij ploegden aan
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangeploegd
- jij hebt aangeploegd
- hij/zij/het heeft aangeploegd
- wij hebben aangeploegd
- jullie hebben aangeploegd
- zij hebben aangeploegd
Voltooid verleden tijd
- ik had aangeploegd
- jij had aangeploegd
- hij/zij/het had aangeploegd
- wij hadden aangeploegd
- jullie hadden aangeploegd
- zij hadden aangeploegd
Toekomende tijd I
- ik zal aanploegen
- jij zult aanploegen
- hij/zij/het zal aanploegen
- wij zullen aanploegen
- jullie zullen aanploegen
- zij zullen aanploegen
Toekomende tijd II
- ik zal aangeploegd hebben
- jij zult aangeploegd hebben
- hij/zij/het zal aangeploegd hebben
- wij zullen aangeploegd hebben
- jullie zullen aangeploegd hebben
- zij zullen aangeploegd hebben
Conditionalis I
- ik zou aanploegen
- jij zou aanploegen
- hij/zij/het zou aanploegen
- wij zouden aanploegen
- jullie zouden aanploegen
- zij zouden aanploegen
Conditionalis II
- ik zou hebben aangeploegd
- jij zou hebben aangeploegd
- hij/zij/het zou hebben aangeploegd
- wij zouden hebben aangeploegd
- jullie zouden hebben aangeploegd
- zij zouden hebben aangeploegd
Imperatief
- jij ploeg aan
- jullie ploegt aan