Vervoeging van aanporren
Onbepaalde wijs (infinitief): aanporren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik por aan
- jij port aan
- hij/zij/het port aan
- wij porren aan
- jullie porren aan
- zij porren aan
Indicativo presente
- yo animo
- tú animas
- él/ella anima
- nosotros animamos
- vosotros animáis
- ellos/ellas animan
Onvoltooid verleden tijd
- ik porde aan
- jij porde aan
- hij/zij/het porde aan
- wij porden aan
- jullie porden aan
- zij porden aan
Indefinido
- yo animé
- tú animaste
- él/ella animó
- nosotros animamos
- vosotros animasteis
- ellos/ellas animaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangepord
- jij hebt aangepord
- hij/zij/het heeft aangepord
- wij hebben aangepord
- jullie hebben aangepord
- zij hebben aangepord
Pretérito perfecto compuesto
- yo he animado
- tú has animado
- él/ella ha animado
- nosotros hemos animado
- vosotros habéis animado
- ellos/ellas han animado
Voltooid verleden tijd
- ik had aangepord
- jij had aangepord
- hij/zij/het had aangepord
- wij hadden aangepord
- jullie hadden aangepord
- zij hadden aangepord
Pluscuamperfecto
- yo había animado
- tú habías animado
- él/ella había animado
- nosotros habíamos animado
- vosotros habíais animado
- ellos/ellas habían animado
Toekomende tijd I
- ik zal aanporren
- jij zult aanporren
- hij/zij/het zal aanporren
- wij zullen aanporren
- jullie zullen aanporren
- zij zullen aanporren
Futuro I
- yo animaré
- tú animarás
- él/ella animará
- nosotros animaremos
- vosotros animaréis
- ellos/ellas animarán
Toekomende tijd II
- ik zal aangepord hebben
- jij zult aangepord hebben
- hij/zij/het zal aangepord hebben
- wij zullen aangepord hebben
- jullie zullen aangepord hebben
- zij zullen aangepord hebben
Futuro perfecto
- yo habré animado
- tú habrás animado
- él/ella habrá animado
- nosotros habremos animado
- vosotros habréis animado
- ellos/ellas habrán animado
Conditionalis I
- ik zou aanporren
- jij zou aanporren
- hij/zij/het zou aanporren
- wij zouden aanporren
- jullie zouden aanporren
- zij zouden aanporren
Condicional
- yo animaría
- tú animarías
- él/ella animaría
- nosotros animaríamos
- vosotros animaríais
- ellos/ellas animarían
Conditionalis II
- ik zou hebben aangepord
- jij zou hebben aangepord
- hij/zij/het zou hebben aangepord
- wij zouden hebben aangepord
- jullie zouden hebben aangepord
- zij zouden hebben aangepord
Condicional perfecto
- yo habría animado
- tú habrías animado
- él/ella habría animado
- nosotros habríamos animado
- vosotros habríais animado
- ellos/ellas habrían animado
Imperatief
- jij por aan
- jullie port aan
Imperativo presente
- tú anima
- vosotros animad