Vervoeging van aanschieten
Onbepaalde wijs (infinitief): aanschieten
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schiet aan
- jij schiet aan
- hij/zij/het schiet aan
- wij schieten aan
- jullie schieten aan
- zij schieten aan
Onvoltooid verleden tijd
- ik schoot aan
- jij schoot aan
- hij/zij/het schoot aan
- wij schoten aan
- jullie schoten aan
- zij schoten aan
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangeschoten
- jij hebt aangeschoten
- hij/zij/het heeft aangeschoten
- wij hebben aangeschoten
- jullie hebben aangeschoten
- zij hebben aangeschoten
Voltooid verleden tijd
- ik had aangeschoten
- jij had aangeschoten
- hij/zij/het had aangeschoten
- wij hadden aangeschoten
- jullie hadden aangeschoten
- zij hadden aangeschoten
Toekomende tijd I
- ik zal aanschieten
- jij zult aanschieten
- hij/zij/het zal aanschieten
- wij zullen aanschieten
- jullie zullen aanschieten
- zij zullen aanschieten
Toekomende tijd II
- ik zal aangeschoten hebben
- jij zult aangeschoten hebben
- hij/zij/het zal aangeschoten hebben
- wij zullen aangeschoten hebben
- jullie zullen aangeschoten hebben
- zij zullen aangeschoten hebben
Conditionalis I
- ik zou aanschieten
- jij zou aanschieten
- hij/zij/het zou aanschieten
- wij zouden aanschieten
- jullie zouden aanschieten
- zij zouden aanschieten
Conditionalis II
- ik zou hebben aangeschoten
- jij zou hebben aangeschoten
- hij/zij/het zou hebben aangeschoten
- wij zouden hebben aangeschoten
- jullie zouden hebben aangeschoten
- zij zouden hebben aangeschoten
Imperatief
- jij schiet aan
- jullie schiet aan