Vervoeging van aanschrijden
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schrijd aan
- jij schrijdt aan
- hij/zij/het schrijdt aan
- wij schrijden aan
- jullie schrijden aan
- zij schrijden aan
Onvoltooid verleden tijd
- ik schreed aan
- jij schreed aan
- hij/zij/het schreed aan
- wij schreden aan
- jullie schreden aan
- zij schreden aan
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben aangeschreden
- jij bent aangeschreden
- hij/zij/het is aangeschreden
- wij zijn aangeschreden
- jullie zijn aangeschreden
- zij zijn aangeschreden
Voltooid verleden tijd
- ik was aangeschreden
- jij was aangeschreden
- hij/zij/het was aangeschreden
- wij waren aangeschreden
- jullie waren aangeschreden
- zij waren aangeschreden
Toekomende tijd I
- ik zal aanschrijden
- jij zult aanschrijden
- hij/zij/het zal aanschrijden
- wij zullen aanschrijden
- jullie zullen aanschrijden
- zij zullen aanschrijden
Toekomende tijd II
- ik zal aangeschreden zijn
- jij zult aangeschreden zijn
- hij/zij/het zal aangeschreden zijn
- wij zullen aangeschreden zijn
- jullie zullen aangeschreden zijn
- zij zullen aangeschreden zijn
Conditionalis I
- ik zou aanschrijden
- jij zou aanschrijden
- hij/zij/het zou aanschrijden
- wij zouden aanschrijden
- jullie zouden aanschrijden
- zij zouden aanschrijden
Conditionalis II
- ik zou zijn aangeschreden
- jij zou zijn aangeschreden
- hij/zij/het zou zijn aangeschreden
- wij zouden zijn aangeschreden
- jullie zouden zijn aangeschreden
- zij zouden zijn aangeschreden