Vervoeging van aanspoelen

Onbepaalde wijs (infinitief): aanspoelen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het spoelt aan
    • zij spoelen aan
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het spoelde aan
    • zij spoelden aan
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het heeft aangespoeld
    • zij hebben aangespoeld
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het had aangespoeld
    • zij hadden aangespoeld
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal aanspoelen
    • zij zult aanspoelen
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal aangespoeld hebben
    • zij zult aangespoeld hebben
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal aanspoelen
    • zij zullen aanspoelen
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal hebben aangespoeld
    • zij zullen hebben aangespoeld

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van aanspoelen