Vervoeging van aantreffen

Onbepaalde wijs (infinitief): aantreffen

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik tref aan
  • jij treft aan
  • hij/zij/het treft aan
  • wij treffen aan
  • jullie treffen aan
  • zij treffen aan

Présent

  • je rencontre
  • tu rencontres
  • il/elle rencontre
  • nous rencontrons
  • vous rencontrez
  • ils/elles rencontrent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik trof aan
  • jij trof aan
  • hij/zij/het trof aan
  • wij troffen aan
  • jullie troffen aan
  • zij troffen aan

Indicatif imparfait

  • je rencontrais
  • tu rencontrais
  • il/elle rencontrait
  • nous rencontrions
  • vous rencontriez
  • ils/elles rencontraient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangetroffen
  • jij hebt aangetroffen
  • hij/zij/het heeft aangetroffen
  • wij hebben aangetroffen
  • jullie hebben aangetroffen
  • zij hebben aangetroffen

Indicatif passé composé

  • j'ai rencontré
  • tu as rencontré
  • il/elle a rencontré
  • nous avons rencontré
  • vous avez rencontré
  • ils/elles ont rencontré

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangetroffen
  • jij had aangetroffen
  • hij/zij/het had aangetroffen
  • wij hadden aangetroffen
  • jullie hadden aangetroffen
  • zij hadden aangetroffen

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais rencontré
  • tu avais rencontré
  • il/elle avait rencontré
  • nous avions rencontré
  • vous aviez rencontré
  • ils/elles avaient rencontré

Toekomende tijd I

  • ik zal aantreffen
  • jij zult aantreffen
  • hij/zij/het zal aantreffen
  • wij zullen aantreffen
  • jullie zullen aantreffen
  • zij zullen aantreffen

Indicatif futur

  • je rencontrerai
  • tu rencontreras
  • il/elle rencontrera
  • nous rencontrerons
  • vous rencontrerez
  • ils/elles rencontreront

Toekomende tijd II

  • ik zal aangetroffen hebben
  • jij zult aangetroffen hebben
  • hij/zij/het zal aangetroffen hebben
  • wij zullen aangetroffen hebben
  • jullie zullen aangetroffen hebben
  • zij zullen aangetroffen hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai rencontré
  • tu auras rencontré
  • il/elle aura rencontré
  • nous aurons rencontré
  • vous aurez rencontré
  • ils/elles auront rencontré

Conditionalis I

  • ik zou aantreffen
  • jij zou aantreffen
  • hij/zij/het zou aantreffen
  • wij zouden aantreffen
  • jullie zouden aantreffen
  • zij zouden aantreffen

Conditionnel présent

  • je rencontrerais
  • tu rencontrerais
  • il/elle rencontrerait
  • nous rencontrerions
  • vous rencontreriez
  • ils/elles rencontreraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangetroffen
  • jij zou hebben aangetroffen
  • hij/zij/het zou hebben aangetroffen
  • wij zouden hebben aangetroffen
  • jullie zouden hebben aangetroffen
  • zij zouden hebben aangetroffen

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais rencontré
  • tu aurais rencontré
  • il/elle aurait rencontré
  • nous aurions rencontré
  • vous auriez rencontré
  • ils/elles auraient rencontré

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van aantreffen