Vervoeging van aanvreten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het vreet aan
- zij vreten aan
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het vrat aan
- zij vraten aan
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft aangevreten
- zij hebben aangevreten
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had aangevreten
- zij hadden aangevreten
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal aanvreten
- zij zult aanvreten
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal aangevreten hebben
- zij zult aangevreten hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal aanvreten
- zij zullen aanvreten
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben aangevreten
- zij zullen hebben aangevreten