Vervoeging van aanwijzen
Onbepaalde wijs (infinitief): aanwijzen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wijs aan
- jij wijst aan
- hij/zij/het wijst aan
- wij wijzen aan
- jullie wijzen aan
- zij wijzen aan
Indicativo presente
- yo indico
- tú indicas
- él/ella indica
- nosotros indicamos
- vosotros indicáis
- ellos/ellas indican
Onvoltooid verleden tijd
- ik wees aan
- jij wees aan
- hij/zij/het wees aan
- wij wezen aan
- jullie wezen aan
- zij wezen aan
Indefinido
- yo indiqué
- tú indicaste
- él/ella indicó
- nosotros indicamos
- vosotros indicasteis
- ellos/ellas indicaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangewezen
- jij hebt aangewezen
- hij/zij/het heeft aangewezen
- wij hebben aangewezen
- jullie hebben aangewezen
- zij hebben aangewezen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he indicado
- tú has indicado
- él/ella ha indicado
- nosotros hemos indicado
- vosotros habéis indicado
- ellos/ellas han indicado
Voltooid verleden tijd
- ik had aangewezen
- jij had aangewezen
- hij/zij/het had aangewezen
- wij hadden aangewezen
- jullie hadden aangewezen
- zij hadden aangewezen
Pluscuamperfecto
- yo había indicado
- tú habías indicado
- él/ella había indicado
- nosotros habíamos indicado
- vosotros habíais indicado
- ellos/ellas habían indicado
Toekomende tijd I
- ik zal aanwijzen
- jij zult aanwijzen
- hij/zij/het zal aanwijzen
- wij zullen aanwijzen
- jullie zullen aanwijzen
- zij zullen aanwijzen
Futuro I
- yo indicaré
- tú indicarás
- él/ella indicará
- nosotros indicaremos
- vosotros indicaréis
- ellos/ellas indicarán
Toekomende tijd II
- ik zal aangewezen hebben
- jij zult aangewezen hebben
- hij/zij/het zal aangewezen hebben
- wij zullen aangewezen hebben
- jullie zullen aangewezen hebben
- zij zullen aangewezen hebben
Futuro perfecto
- yo habré indicado
- tú habrás indicado
- él/ella habrá indicado
- nosotros habremos indicado
- vosotros habréis indicado
- ellos/ellas habrán indicado
Conditionalis I
- ik zou aanwijzen
- jij zou aanwijzen
- hij/zij/het zou aanwijzen
- wij zouden aanwijzen
- jullie zouden aanwijzen
- zij zouden aanwijzen
Condicional
- yo indicaría
- tú indicarías
- él/ella indicaría
- nosotros indicaríamos
- vosotros indicaríais
- ellos/ellas indicarían
Conditionalis II
- ik zou hebben aangewezen
- jij zou hebben aangewezen
- hij/zij/het zou hebben aangewezen
- wij zouden hebben aangewezen
- jullie zouden hebben aangewezen
- zij zouden hebben aangewezen
Condicional perfecto
- yo habría indicado
- tú habrías indicado
- él/ella habría indicado
- nosotros habríamos indicado
- vosotros habríais indicado
- ellos/ellas habrían indicado
Imperatief
- jij wijs aan
- jullie wijst aan
Imperativo presente
- tú indica
- vosotros indicad