Vervoeging van aanzaaien
Onbepaalde wijs (infinitief): aanzaaien
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zaai aan
- jij zaait aan
- hij/zij/het zaait aan
- wij zaaien aan
- jullie zaaien aan
- zij zaaien aan
Onvoltooid verleden tijd
- ik zaaide aan
- jij zaaide aan
- hij/zij/het zaaide aan
- wij zaaiden aan
- jullie zaaiden aan
- zij zaaiden aan
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangezaaid
- jij hebt aangezaaid
- hij/zij/het heeft aangezaaid
- wij hebben aangezaaid
- jullie hebben aangezaaid
- zij hebben aangezaaid
Voltooid verleden tijd
- ik had aangezaaid
- jij had aangezaaid
- hij/zij/het had aangezaaid
- wij hadden aangezaaid
- jullie hadden aangezaaid
- zij hadden aangezaaid
Toekomende tijd I
- ik zal aanzaaien
- jij zult aanzaaien
- hij/zij/het zal aanzaaien
- wij zullen aanzaaien
- jullie zullen aanzaaien
- zij zullen aanzaaien
Toekomende tijd II
- ik zal aangezaaid hebben
- jij zult aangezaaid hebben
- hij/zij/het zal aangezaaid hebben
- wij zullen aangezaaid hebben
- jullie zullen aangezaaid hebben
- zij zullen aangezaaid hebben
Conditionalis I
- ik zou aanzaaien
- jij zou aanzaaien
- hij/zij/het zou aanzaaien
- wij zouden aanzaaien
- jullie zouden aanzaaien
- zij zouden aanzaaien
Conditionalis II
- ik zou hebben aangezaaid
- jij zou hebben aangezaaid
- hij/zij/het zou hebben aangezaaid
- wij zouden hebben aangezaaid
- jullie zouden hebben aangezaaid
- zij zouden hebben aangezaaid
Imperatief
- jij zaai aan
- jullie zaait aan