Vervoeging van aanzoeten
Onbepaalde wijs (infinitief): aanzoeten
Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zoet aan
- jij zoet aan
- hij/zij/het zoet aan
- wij zoeten aan
- jullie zoeten aan
- zij zoeten aan
Onvoltooid verleden tijd
- ik zoette aan
- jij zoette aan
- hij/zij/het zoette aan
- wij zoetten aan
- jullie zoetten aan
- zij zoetten aan
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangezoet
- jij hebt aangezoet
- hij/zij/het heeft aangezoet
- wij hebben aangezoet
- jullie hebben aangezoet
- zij hebben aangezoet
Voltooid verleden tijd
- ik had aangezoet
- jij had aangezoet
- hij/zij/het had aangezoet
- wij hadden aangezoet
- jullie hadden aangezoet
- zij hadden aangezoet
Toekomende tijd I
- ik zal aanzoeten
- jij zult aanzoeten
- hij/zij/het zal aanzoeten
- wij zullen aanzoeten
- jullie zullen aanzoeten
- zij zullen aanzoeten
Toekomende tijd II
- ik zal aangezoet hebben
- jij zult aangezoet hebben
- hij/zij/het zal aangezoet hebben
- wij zullen aangezoet hebben
- jullie zullen aangezoet hebben
- zij zullen aangezoet hebben
Conditionalis I
- ik zou aanzoeten
- jij zou aanzoeten
- hij/zij/het zou aanzoeten
- wij zouden aanzoeten
- jullie zouden aanzoeten
- zij zouden aanzoeten
Conditionalis II
- ik zou hebben aangezoet
- jij zou hebben aangezoet
- hij/zij/het zou hebben aangezoet
- wij zouden hebben aangezoet
- jullie zouden hebben aangezoet
- zij zouden hebben aangezoet
Imperatief
- jij zoet aan
- jullie zoet aan