Vervoeging van abstraheren

Onbepaalde wijs (infinitief): abstraheren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik abstraheer
    • jij abstraheert
    • hij/zij/het abstraheert
    • wij abstraheren
    • jullie abstraheren
    • zij abstraheren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik abstraheerde
    • jij abstraheerde
    • hij/zij/het abstraheerde
    • wij abstraheerden
    • jullie abstraheerden
    • zij abstraheerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geabstraheerd
    • jij hebt geabstraheerd
    • hij/zij/het heeft geabstraheerd
    • wij hebben geabstraheerd
    • jullie hebben geabstraheerd
    • zij hebben geabstraheerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geabstraheerd
    • jij had geabstraheerd
    • hij/zij/het had geabstraheerd
    • wij hadden geabstraheerd
    • jullie hadden geabstraheerd
    • zij hadden geabstraheerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal abstraheren
    • jij zult abstraheren
    • hij/zij/het zal abstraheren
    • wij zullen abstraheren
    • jullie zullen abstraheren
    • zij zullen abstraheren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geabstraheerd hebben
    • jij zult geabstraheerd hebben
    • hij/zij/het zal geabstraheerd hebben
    • wij zullen geabstraheerd hebben
    • jullie zullen geabstraheerd hebben
    • zij zullen geabstraheerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou abstraheren
    • jij zou abstraheren
    • hij/zij/het zou abstraheren
    • wij zouden abstraheren
    • jullie zouden abstraheren
    • zij zouden abstraheren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geabstraheerd
    • jij zou hebben geabstraheerd
    • hij/zij/het zou hebben geabstraheerd
    • wij zouden hebben geabstraheerd
    • jullie zouden hebben geabstraheerd
    • zij zouden hebben geabstraheerd
  • Imperatief

    • jij abstraheer
    • jullie abstraheert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van abstraheren