Vervoeging van abuseren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik abuseer
- jij abuseert
- hij/zij/het abuseert
- wij abuseren
- jullie abuseren
- zij abuseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik abuseerde
- jij abuseerde
- hij/zij/het abuseerde
- wij abuseerden
- jullie abuseerden
- zij abuseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geabuseerd
- jij hebt geabuseerd
- hij/zij/het heeft geabuseerd
- wij hebben geabuseerd
- jullie hebben geabuseerd
- zij hebben geabuseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geabuseerd
- jij had geabuseerd
- hij/zij/het had geabuseerd
- wij hadden geabuseerd
- jullie hadden geabuseerd
- zij hadden geabuseerd
Toekomende tijd I
- ik zal abuseren
- jij zult abuseren
- hij/zij/het zal abuseren
- wij zullen abuseren
- jullie zullen abuseren
- zij zullen abuseren
Toekomende tijd II
- ik zal geabuseerd hebben
- jij zult geabuseerd hebben
- hij/zij/het zal geabuseerd hebben
- wij zullen geabuseerd hebben
- jullie zullen geabuseerd hebben
- zij zullen geabuseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou abuseren
- jij zou abuseren
- hij/zij/het zou abuseren
- wij zouden abuseren
- jullie zouden abuseren
- zij zouden abuseren
Conditionalis II
- ik zou hebben geabuseerd
- jij zou hebben geabuseerd
- hij/zij/het zou hebben geabuseerd
- wij zouden hebben geabuseerd
- jullie zouden hebben geabuseerd
- zij zouden hebben geabuseerd
Imperatief
- jij abuseer
- jullie abuseert