Vervoeging van achten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik acht
    • jij acht
    • hij/zij/het acht
    • wij achten
    • jullie achten
    • zij achten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik achtte
    • jij achtte
    • hij/zij/het achtte
    • wij achtten
    • jullie achtten
    • zij achtten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geacht
    • jij hebt geacht
    • hij/zij/het heeft geacht
    • wij hebben geacht
    • jullie hebben geacht
    • zij hebben geacht
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geacht
    • jij had geacht
    • hij/zij/het had geacht
    • wij hadden geacht
    • jullie hadden geacht
    • zij hadden geacht
  • Toekomende tijd I

    • ik zal achten
    • jij zult achten
    • hij/zij/het zal achten
    • wij zullen achten
    • jullie zullen achten
    • zij zullen achten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geacht hebben
    • jij zult geacht hebben
    • hij/zij/het zal geacht hebben
    • wij zullen geacht hebben
    • jullie zullen geacht hebben
    • zij zullen geacht hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou achten
    • jij zou achten
    • hij/zij/het zou achten
    • wij zouden achten
    • jullie zouden achten
    • zij zouden achten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geacht
    • jij zou hebben geacht
    • hij/zij/het zou hebben geacht
    • wij zouden hebben geacht
    • jullie zouden hebben geacht
    • zij zouden hebben geacht
  • Imperatief

    • jij acht
    • jullie acht

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van achten