Vervoeging van achterstaan
Onbepaalde wijs (infinitief): achterstaan
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sta achter
- jij staat achter
- hij/zij/het staat achter
- wij staan achter
- jullie staan achter
- zij staan achter
Present
- I dawdle
- you dawdle
- he/she/it dawdles
- we dawdle
- you dawdle
- they dawdle
Onvoltooid verleden tijd
- ik stond achter
- jij stond achter
- hij/zij/het stond achter
- wij stonden achter
- jullie stonden achter
- zij stonden achter
Simple past
- I dawdled
- you dawdled
- he/she/it dawdled
- we dawdled
- you dawdled
- they dawdled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb achtergestaan
- jij hebt achtergestaan
- hij/zij/het heeft achtergestaan
- wij hebben achtergestaan
- jullie hebben achtergestaan
- zij hebben achtergestaan
Present perfect
- I have dawdled
- you have dawdled
- he/she/it has dawdled
- we have dawdled
- you have dawdled
- they have dawdled
Voltooid verleden tijd
- ik had achtergestaan
- jij had achtergestaan
- hij/zij/het had achtergestaan
- wij hadden achtergestaan
- jullie hadden achtergestaan
- zij hadden achtergestaan
Past perfect
- I had dawdled
- you had dawdled
- he/she/it had dawdled
- we had dawdled
- you had dawdled
- they had dawdled
Toekomende tijd I
- ik zal achterstaan
- jij zult achterstaan
- hij/zij/het zal achterstaan
- wij zullen achterstaan
- jullie zullen achterstaan
- zij zullen achterstaan
Future
- I will dawdle
- you will dawdle
- he/she/it will dawdle
- we will dawdle
- you will dawdle
- they will dawdle
Toekomende tijd II
- ik zal achtergestaan hebben
- jij zult achtergestaan hebben
- hij/zij/het zal achtergestaan hebben
- wij zullen achtergestaan hebben
- jullie zullen achtergestaan hebben
- zij zullen achtergestaan hebben
Future perfect
- I will have dawdled
- you will have dawdled
- he/she/it will have dawdled
- we will have dawdled
- you will have dawdled
- they will have dawdled
Conditionalis I
- ik zou achterstaan
- jij zou achterstaan
- hij/zij/het zou achterstaan
- wij zouden achterstaan
- jullie zouden achterstaan
- zij zouden achterstaan
Conditional present
- I would dawdle
- you would dawdle
- he/she/it would dawdle
- we would dawdle
- you would dawdle
- they would dawdle
Conditionalis II
- ik zou hebben achtergestaan
- jij zou hebben achtergestaan
- hij/zij/het zou hebben achtergestaan
- wij zouden hebben achtergestaan
- jullie zouden hebben achtergestaan
- zij zouden hebben achtergestaan
Conditional perfect
- I would have dawdled
- you would have dawdled
- he/she/it would have dawdled
- we would have dawdled
- you would have dawdled
- they would have dawdled