Vervoeging van ademen

Vertaling: respirer

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik adem
  • jij ademt
  • hij/zij/het ademt
  • wij ademen
  • jullie ademen
  • zij ademen

Présent

  • je respire
  • tu respires
  • il/elle respire
  • nous respirons
  • vous respirez
  • ils/elles respirent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ademde
  • jij ademde
  • hij/zij/het ademde
  • wij ademden
  • jullie ademden
  • zij ademden

Indicatif imparfait

  • je respirais
  • tu respirais
  • il/elle respirait
  • nous respirions
  • vous respiriez
  • ils/elles respiraient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geademd
  • jij hebt geademd
  • hij/zij/het heeft geademd
  • wij hebben geademd
  • jullie hebben geademd
  • zij hebben geademd

Indicatif passé composé

  • j'ai respiré
  • tu as respiré
  • il/elle a respiré
  • nous avons respiré
  • vous avez respiré
  • ils/elles ont respiré

Voltooid verleden tijd

  • ik had geademd
  • jij had geademd
  • hij/zij/het had geademd
  • wij hadden geademd
  • jullie hadden geademd
  • zij hadden geademd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais respiré
  • tu avais respiré
  • il/elle avait respiré
  • nous avions respiré
  • vous aviez respiré
  • ils/elles avaient respiré

Toekomende tijd I

  • ik zal ademen
  • jij zult ademen
  • hij/zij/het zal ademen
  • wij zullen ademen
  • jullie zullen ademen
  • zij zullen ademen

Indicatif futur

  • je respirerai
  • tu respireras
  • il/elle respirera
  • nous respirerons
  • vous respirerez
  • ils/elles respireront

Toekomende tijd II

  • ik zal geademd hebben
  • jij zult geademd hebben
  • hij/zij/het zal geademd hebben
  • wij zullen geademd hebben
  • jullie zullen geademd hebben
  • zij zullen geademd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai respiré
  • tu auras respiré
  • il/elle aura respiré
  • nous aurons respiré
  • vous aurez respiré
  • ils/elles auront respiré

Conditionalis I

  • ik zou ademen
  • jij zou ademen
  • hij/zij/het zou ademen
  • wij zouden ademen
  • jullie zouden ademen
  • zij zouden ademen

Conditionnel présent

  • je respirerais
  • tu respirerais
  • il/elle respirerait
  • nous respirerions
  • vous respireriez
  • ils/elles respireraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben geademd
  • jij zou hebben geademd
  • hij/zij/het zou hebben geademd
  • wij zouden hebben geademd
  • jullie zouden hebben geademd
  • zij zouden hebben geademd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais respiré
  • tu aurais respiré
  • il/elle aurait respiré
  • nous aurions respiré
  • vous auriez respiré
  • ils/elles auraient respiré

Imperatief

  • jij adem
  • jullie ademt

Impératif

  • tu respire
  • vous respirez

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van ademen