Vervoeging van administreren

Onbepaalde wijs (infinitief): administreren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik administreer
    • jij administreert
    • hij/zij/het administreert
    • wij administreren
    • jullie administreren
    • zij administreren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik administreerde
    • jij administreerde
    • hij/zij/het administreerde
    • wij administreerden
    • jullie administreerden
    • zij administreerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geadministreerd
    • jij hebt geadministreerd
    • hij/zij/het heeft geadministreerd
    • wij hebben geadministreerd
    • jullie hebben geadministreerd
    • zij hebben geadministreerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geadministreerd
    • jij had geadministreerd
    • hij/zij/het had geadministreerd
    • wij hadden geadministreerd
    • jullie hadden geadministreerd
    • zij hadden geadministreerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal administreren
    • jij zult administreren
    • hij/zij/het zal administreren
    • wij zullen administreren
    • jullie zullen administreren
    • zij zullen administreren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geadministreerd hebben
    • jij zult geadministreerd hebben
    • hij/zij/het zal geadministreerd hebben
    • wij zullen geadministreerd hebben
    • jullie zullen geadministreerd hebben
    • zij zullen geadministreerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou administreren
    • jij zou administreren
    • hij/zij/het zou administreren
    • wij zouden administreren
    • jullie zouden administreren
    • zij zouden administreren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geadministreerd
    • jij zou hebben geadministreerd
    • hij/zij/het zou hebben geadministreerd
    • wij zouden hebben geadministreerd
    • jullie zouden hebben geadministreerd
    • zij zouden hebben geadministreerd
  • Imperatief

    • jij administreer
    • jullie administreert

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van administreren