Vervoeging van administreren

Onbepaalde wijs (infinitief): administreren

Vertaling: administrar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik administreer
  • jij administreert
  • hij/zij/het administreert
  • wij administreren
  • jullie administreren
  • zij administreren

Indicativo presente

  • yo administro
  • administras
  • él/ella administra
  • nosotros administramos
  • vosotros administráis
  • ellos/ellas administran

Onvoltooid verleden tijd

  • ik administreerde
  • jij administreerde
  • hij/zij/het administreerde
  • wij administreerden
  • jullie administreerden
  • zij administreerden

Indefinido

  • yo administré
  • administraste
  • él/ella administró
  • nosotros administramos
  • vosotros administrasteis
  • ellos/ellas administraron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geadministreerd
  • jij hebt geadministreerd
  • hij/zij/het heeft geadministreerd
  • wij hebben geadministreerd
  • jullie hebben geadministreerd
  • zij hebben geadministreerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he administrado
  • has administrado
  • él/ella ha administrado
  • nosotros hemos administrado
  • vosotros habéis administrado
  • ellos/ellas han administrado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geadministreerd
  • jij had geadministreerd
  • hij/zij/het had geadministreerd
  • wij hadden geadministreerd
  • jullie hadden geadministreerd
  • zij hadden geadministreerd

Pluscuamperfecto

  • yo había administrado
  • habías administrado
  • él/ella había administrado
  • nosotros habíamos administrado
  • vosotros habíais administrado
  • ellos/ellas habían administrado

Toekomende tijd I

  • ik zal administreren
  • jij zult administreren
  • hij/zij/het zal administreren
  • wij zullen administreren
  • jullie zullen administreren
  • zij zullen administreren

Futuro I

  • yo administraré
  • administrarás
  • él/ella administrará
  • nosotros administraremos
  • vosotros administraréis
  • ellos/ellas administrarán

Toekomende tijd II

  • ik zal geadministreerd hebben
  • jij zult geadministreerd hebben
  • hij/zij/het zal geadministreerd hebben
  • wij zullen geadministreerd hebben
  • jullie zullen geadministreerd hebben
  • zij zullen geadministreerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré administrado
  • habrás administrado
  • él/ella habrá administrado
  • nosotros habremos administrado
  • vosotros habréis administrado
  • ellos/ellas habrán administrado

Conditionalis I

  • ik zou administreren
  • jij zou administreren
  • hij/zij/het zou administreren
  • wij zouden administreren
  • jullie zouden administreren
  • zij zouden administreren

Condicional

  • yo administraría
  • administrarías
  • él/ella administraría
  • nosotros administraríamos
  • vosotros administraríais
  • ellos/ellas administrarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geadministreerd
  • jij zou hebben geadministreerd
  • hij/zij/het zou hebben geadministreerd
  • wij zouden hebben geadministreerd
  • jullie zouden hebben geadministreerd
  • zij zouden hebben geadministreerd

Condicional perfecto

  • yo habría administrado
  • habrías administrado
  • él/ella habría administrado
  • nosotros habríamos administrado
  • vosotros habríais administrado
  • ellos/ellas habrían administrado

Imperatief

  • jij administreer
  • jullie administreert

Imperativo presente

  • administra
  • vosotros administrad

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van administreren