Vervoeging van administreren
Onbepaalde wijs (infinitief): administreren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik administreer
- jij administreert
- hij/zij/het administreert
- wij administreren
- jullie administreren
- zij administreren
Présent
- j'administre
- tu administres
- il/elle administre
- nous administrons
- vous administrez
- ils/elles administrent
Onvoltooid verleden tijd
- ik administreerde
- jij administreerde
- hij/zij/het administreerde
- wij administreerden
- jullie administreerden
- zij administreerden
Indicatif imparfait
- j'administrais
- tu administrais
- il/elle administrait
- nous administrions
- vous administriez
- ils/elles administraient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geadministreerd
- jij hebt geadministreerd
- hij/zij/het heeft geadministreerd
- wij hebben geadministreerd
- jullie hebben geadministreerd
- zij hebben geadministreerd
Indicatif passé composé
- j'ai administré
- tu as administré
- il/elle a administré
- nous avons administré
- vous avez administré
- ils/elles ont administré
Voltooid verleden tijd
- ik had geadministreerd
- jij had geadministreerd
- hij/zij/het had geadministreerd
- wij hadden geadministreerd
- jullie hadden geadministreerd
- zij hadden geadministreerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais administré
- tu avais administré
- il/elle avait administré
- nous avions administré
- vous aviez administré
- ils/elles avaient administré
Toekomende tijd I
- ik zal administreren
- jij zult administreren
- hij/zij/het zal administreren
- wij zullen administreren
- jullie zullen administreren
- zij zullen administreren
Indicatif futur
- j'administrerai
- tu administreras
- il/elle administrera
- nous administrerons
- vous administrerez
- ils/elles administreront
Toekomende tijd II
- ik zal geadministreerd hebben
- jij zult geadministreerd hebben
- hij/zij/het zal geadministreerd hebben
- wij zullen geadministreerd hebben
- jullie zullen geadministreerd hebben
- zij zullen geadministreerd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai administré
- tu auras administré
- il/elle aura administré
- nous aurons administré
- vous aurez administré
- ils/elles auront administré
Conditionalis I
- ik zou administreren
- jij zou administreren
- hij/zij/het zou administreren
- wij zouden administreren
- jullie zouden administreren
- zij zouden administreren
Conditionnel présent
- j'administrerais
- tu administrerais
- il/elle administrerait
- nous administrerions
- vous administreriez
- ils/elles administreraient
Conditionalis II
- ik zou hebben geadministreerd
- jij zou hebben geadministreerd
- hij/zij/het zou hebben geadministreerd
- wij zouden hebben geadministreerd
- jullie zouden hebben geadministreerd
- zij zouden hebben geadministreerd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais administré
- tu aurais administré
- il/elle aurait administré
- nous aurions administré
- vous auriez administré
- ils/elles auraient administré
Imperatief
- jij administreer
- jullie administreert
Impératif
- tu administre
- vous administrez