Vervoeging van afbakenen
Onbepaalde wijs (infinitief): afbakenen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik baken af
- jij bakent af
- hij/zij/het bakent af
- wij bakenen af
- jullie bakenen af
- zij bakenen af
Indicativo presente
- yo amojono
- tú amojonas
- él/ella amojona
- nosotros amojonamos
- vosotros amojonáis
- ellos/ellas amojonan
Onvoltooid verleden tijd
- ik bakende af
- jij bakende af
- hij/zij/het bakende af
- wij bakenden af
- jullie bakenden af
- zij bakenden af
Indefinido
- yo amojoné
- tú amojonaste
- él/ella amojonó
- nosotros amojonamos
- vosotros amojonasteis
- ellos/ellas amojonaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgebakend
- jij hebt afgebakend
- hij/zij/het heeft afgebakend
- wij hebben afgebakend
- jullie hebben afgebakend
- zij hebben afgebakend
Pretérito perfecto compuesto
- yo he amojonado
- tú has amojonado
- él/ella ha amojonado
- nosotros hemos amojonado
- vosotros habéis amojonado
- ellos/ellas han amojonado
Voltooid verleden tijd
- ik had afgebakend
- jij had afgebakend
- hij/zij/het had afgebakend
- wij hadden afgebakend
- jullie hadden afgebakend
- zij hadden afgebakend
Pluscuamperfecto
- yo había amojonado
- tú habías amojonado
- él/ella había amojonado
- nosotros habíamos amojonado
- vosotros habíais amojonado
- ellos/ellas habían amojonado
Toekomende tijd I
- ik zal afbakenen
- jij zult afbakenen
- hij/zij/het zal afbakenen
- wij zullen afbakenen
- jullie zullen afbakenen
- zij zullen afbakenen
Futuro I
- yo amojonaré
- tú amojonarás
- él/ella amojonará
- nosotros amojonaremos
- vosotros amojonaréis
- ellos/ellas amojonarán
Toekomende tijd II
- ik zal afgebakend hebben
- jij zult afgebakend hebben
- hij/zij/het zal afgebakend hebben
- wij zullen afgebakend hebben
- jullie zullen afgebakend hebben
- zij zullen afgebakend hebben
Futuro perfecto
- yo habré amojonado
- tú habrás amojonado
- él/ella habrá amojonado
- nosotros habremos amojonado
- vosotros habréis amojonado
- ellos/ellas habrán amojonado
Conditionalis I
- ik zou afbakenen
- jij zou afbakenen
- hij/zij/het zou afbakenen
- wij zouden afbakenen
- jullie zouden afbakenen
- zij zouden afbakenen
Condicional
- yo amojonaría
- tú amojonarías
- él/ella amojonaría
- nosotros amojonaríamos
- vosotros amojonaríais
- ellos/ellas amojonarían
Conditionalis II
- ik zou hebben afgebakend
- jij zou hebben afgebakend
- hij/zij/het zou hebben afgebakend
- wij zouden hebben afgebakend
- jullie zouden hebben afgebakend
- zij zouden hebben afgebakend
Condicional perfecto
- yo habría amojonado
- tú habrías amojonado
- él/ella habría amojonado
- nosotros habríamos amojonado
- vosotros habríais amojonado
- ellos/ellas habrían amojonado
Imperatief
- jij baken af
- jullie bakent af
Imperativo presente
- tú amojona
- vosotros amojonad