Vervoeging van afdalen

Vertaling: scendere

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik daal af
  • jij daalt af
  • hij/zij/het daalt af
  • wij dalen af
  • jullie dalen af
  • zij dalen af

Presente

  • io scendo
  • tu scendi
  • lui/lei/Lei scende
  • noi scendiamo
  • voi/Voi scendete
  • loro/Loro scendono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik daalde af
  • jij daalde af
  • hij/zij/het daalde af
  • wij daalden af
  • jullie daalden af
  • zij daalden af

Imperfetto

  • io scendevo
  • tu scendevi
  • lui/lei/Lei scendeva
  • noi scendevamo
  • voi/Voi scendevate
  • loro/Loro scendevano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben afgedaald
  • jij bent afgedaald
  • hij/zij/het is afgedaald
  • wij zijn afgedaald
  • jullie zijn afgedaald
  • zij zijn afgedaald

Passato prossimo

  • io ho sceso
  • tu hai sceso
  • lui/lei/Lei ha sceso
  • noi abbiamo sceso
  • voi/Voi avete sceso
  • loro/Loro hanno sceso

Voltooid verleden tijd

  • ik was afgedaald
  • jij was afgedaald
  • hij/zij/het was afgedaald
  • wij waren afgedaald
  • jullie waren afgedaald
  • zij waren afgedaald

Trapassato prossimo

  • io avevo sceso
  • tu avevi sceso
  • lui/lei/Lei aveva sceso
  • noi avevamo sceso
  • voi/Voi avevate sceso
  • loro/Loro avevano sceso

Toekomende tijd I

  • ik zal afdalen
  • jij zult afdalen
  • hij/zij/het zal afdalen
  • wij zullen afdalen
  • jullie zullen afdalen
  • zij zullen afdalen

Futuro semplice

  • io scenderò
  • tu scenderai
  • lui/lei/Lei scenderà
  • noi scenderemo
  • voi/Voi scenderete
  • loro/Loro scenderanno

Toekomende tijd II

  • ik zal afgedaald zijn
  • jij zult afgedaald zijn
  • hij/zij/het zal afgedaald zijn
  • wij zullen afgedaald zijn
  • jullie zullen afgedaald zijn
  • zij zullen afgedaald zijn

Futuro anteriore

  • io avrò sceso
  • tu avrai sceso
  • lui/lei/Lei avrà sceso
  • noi avremo sceso
  • voi/Voi avrete sceso
  • loro/Loro avranno sceso

Conditionalis I

  • ik zou afdalen
  • jij zou afdalen
  • hij/zij/het zou afdalen
  • wij zouden afdalen
  • jullie zouden afdalen
  • zij zouden afdalen

Condizionale presente

  • io scenderei
  • tu scenderesti
  • lui/lei/Lei scenderebbe
  • noi scenderemmo
  • voi/Voi scendereste
  • loro/Loro scenderebbero

Conditionalis II

  • ik zou zijn afgedaald
  • jij zou zijn afgedaald
  • hij/zij/het zou zijn afgedaald
  • wij zouden zijn afgedaald
  • jullie zouden zijn afgedaald
  • zij zouden zijn afgedaald

Condizionale passato

  • io avrei sceso
  • tu avresti sceso
  • lui/lei/Lei avrebbe sceso
  • noi avremmo sceso
  • voi/Voi avreste sceso
  • loro/Loro avrebbero sceso

Imperatief

  • jij daal af
  • jullie daalt af

Imperativo

  • tu scendi
  • voi/Voi scendete

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van afdalen