Vervoeging van afdwingen

Vertaling: estorcere

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik dwing af
  • jij dwingt af
  • hij/zij/het dwingt af
  • wij dwingen af
  • jullie dwingen af
  • zij dwingen af

Presente

  • io estorco
  • tu estorci
  • lui/lei/Lei estorce
  • noi estorciamo
  • voi/Voi estorcete
  • loro/Loro estorcono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik dwong af
  • jij dwong af
  • hij/zij/het dwong af
  • wij dwongen af
  • jullie dwongen af
  • zij dwongen af

Imperfetto

  • io estorcevo
  • tu estorcevi
  • lui/lei/Lei estorceva
  • noi estorcevamo
  • voi/Voi estorcevate
  • loro/Loro estorcevano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb afgedwongen
  • jij hebt afgedwongen
  • hij/zij/het heeft afgedwongen
  • wij hebben afgedwongen
  • jullie hebben afgedwongen
  • zij hebben afgedwongen

Passato prossimo

  • io ho estorto
  • tu hai estorto
  • lui/lei/Lei ha estorto
  • noi abbiamo estorto
  • voi/Voi avete estorto
  • loro/Loro hanno estorto

Voltooid verleden tijd

  • ik had afgedwongen
  • jij had afgedwongen
  • hij/zij/het had afgedwongen
  • wij hadden afgedwongen
  • jullie hadden afgedwongen
  • zij hadden afgedwongen

Trapassato prossimo

  • io avevo estorto
  • tu avevi estorto
  • lui/lei/Lei aveva estorto
  • noi avevamo estorto
  • voi/Voi avevate estorto
  • loro/Loro avevano estorto

Toekomende tijd I

  • ik zal afdwingen
  • jij zult afdwingen
  • hij/zij/het zal afdwingen
  • wij zullen afdwingen
  • jullie zullen afdwingen
  • zij zullen afdwingen

Futuro semplice

  • io estorcerò
  • tu estorcerai
  • lui/lei/Lei estorcerà
  • noi estorceremo
  • voi/Voi estorcerete
  • loro/Loro estorceranno

Toekomende tijd II

  • ik zal afgedwongen hebben
  • jij zult afgedwongen hebben
  • hij/zij/het zal afgedwongen hebben
  • wij zullen afgedwongen hebben
  • jullie zullen afgedwongen hebben
  • zij zullen afgedwongen hebben

Futuro anteriore

  • io avrò estorto
  • tu avrai estorto
  • lui/lei/Lei avrà estorto
  • noi avremo estorto
  • voi/Voi avrete estorto
  • loro/Loro avranno estorto

Conditionalis I

  • ik zou afdwingen
  • jij zou afdwingen
  • hij/zij/het zou afdwingen
  • wij zouden afdwingen
  • jullie zouden afdwingen
  • zij zouden afdwingen

Condizionale presente

  • io estorcerei
  • tu estorceresti
  • lui/lei/Lei estorcerebbe
  • noi estorceremmo
  • voi/Voi estorcereste
  • loro/Loro estorcerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben afgedwongen
  • jij zou hebben afgedwongen
  • hij/zij/het zou hebben afgedwongen
  • wij zouden hebben afgedwongen
  • jullie zouden hebben afgedwongen
  • zij zouden hebben afgedwongen

Condizionale passato

  • io avrei estorto
  • tu avresti estorto
  • lui/lei/Lei avrebbe estorto
  • noi avremmo estorto
  • voi/Voi avreste estorto
  • loro/Loro avrebbero estorto

Imperatief

  • jij dwing af
  • jullie dwingt af

Imperativo

  • tu estorci
  • voi/Voi estorcete

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van afdwingen