Vervoeging van afhangen
Onbepaalde wijs (infinitief): afhangen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hang af
- jij hangt af
- hij/zij/het hangt af
- wij hangen af
- jullie hangen af
- zij hangen af
Presente
- io dipendo
- tu dipendi
- lui/lei/Lei dipende
- noi dipendiamo
- voi/Voi dipendete
- loro/Loro dipendono
Onvoltooid verleden tijd
- ik hing af
- jij hing af
- hij/zij/het hing af
- wij hingen af
- jullie hingen af
- zij hingen af
Imperfetto
- io dipendevo
- tu dipendevi
- lui/lei/Lei dipendeva
- noi dipendevamo
- voi/Voi dipendevate
- loro/Loro dipendevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgehangen
- jij hebt afgehangen
- hij/zij/het heeft afgehangen
- wij hebben afgehangen
- jullie hebben afgehangen
- zij hebben afgehangen
Passato prossimo
- io sono dipeso
- tu sei dipeso
- lui/lei/Lei è dipeso
- noi siamo dipesi
- voi/Voi siete dipesi
- loro/Loro sono dipesi
Voltooid verleden tijd
- ik had afgehangen
- jij had afgehangen
- hij/zij/het had afgehangen
- wij hadden afgehangen
- jullie hadden afgehangen
- zij hadden afgehangen
Trapassato prossimo
- io ero dipeso
- tu eri dipeso
- lui/lei/Lei era dipeso
- noi eravamo dipesi
- voi/Voi eravate dipesi
- loro/Loro erano dipesi
Toekomende tijd I
- ik zal afhangen
- jij zult afhangen
- hij/zij/het zal afhangen
- wij zullen afhangen
- jullie zullen afhangen
- zij zullen afhangen
Futuro semplice
- io dipenderò
- tu dipenderai
- lui/lei/Lei dipenderà
- noi dipenderemo
- voi/Voi dipenderete
- loro/Loro dipenderanno
Toekomende tijd II
- ik zal afgehangen hebben
- jij zult afgehangen hebben
- hij/zij/het zal afgehangen hebben
- wij zullen afgehangen hebben
- jullie zullen afgehangen hebben
- zij zullen afgehangen hebben
Futuro anteriore
- io sarò dipeso
- tu sarai dipeso
- lui/lei/Lei sarà dipeso
- noi saremo dipesi
- voi/Voi sarete dipesi
- loro/Loro saranno dipesi
Conditionalis I
- ik zou afhangen
- jij zou afhangen
- hij/zij/het zou afhangen
- wij zouden afhangen
- jullie zouden afhangen
- zij zouden afhangen
Condizionale presente
- io dipenderei
- tu dipenderesti
- lui/lei/Lei dipenderebbe
- noi dipenderemmo
- voi/Voi dipendereste
- loro/Loro dipenderebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben afgehangen
- jij zou hebben afgehangen
- hij/zij/het zou hebben afgehangen
- wij zouden hebben afgehangen
- jullie zouden hebben afgehangen
- zij zouden hebben afgehangen
Condizionale passato
- io sarei dipeso
- tu saresti dipeso
- lui/lei/Lei sarebbe dipeso
- noi saremmo dipesi
- voi/Voi sareste dipesi
- loro/Loro sarebbero dipesi
Imperatief
- jij hang af
- jullie hangt af
Imperativo
- tu dipendi
- voi/Voi dipendete