Vervoeging van afknotten

Vertaling: mutilar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik knot af
  • jij knot af
  • hij/zij/het knot af
  • wij knotten af
  • jullie knotten af
  • zij knotten af

Indicativo presente

  • yo mutilo
  • mutilas
  • él/ella mutila
  • nosotros mutilamos
  • vosotros mutiláis
  • ellos/ellas mutilan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik knotte af
  • jij knotte af
  • hij/zij/het knotte af
  • wij knotten af
  • jullie knotten af
  • zij knotten af

Indefinido

  • yo mutilé
  • mutilaste
  • él/ella mutiló
  • nosotros mutilamos
  • vosotros mutilasteis
  • ellos/ellas mutilaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb afgeknot
  • jij hebt afgeknot
  • hij/zij/het heeft afgeknot
  • wij hebben afgeknot
  • jullie hebben afgeknot
  • zij hebben afgeknot

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he mutilado
  • has mutilado
  • él/ella ha mutilado
  • nosotros hemos mutilado
  • vosotros habéis mutilado
  • ellos/ellas han mutilado

Voltooid verleden tijd

  • ik had afgeknot
  • jij had afgeknot
  • hij/zij/het had afgeknot
  • wij hadden afgeknot
  • jullie hadden afgeknot
  • zij hadden afgeknot

Pluscuamperfecto

  • yo había mutilado
  • habías mutilado
  • él/ella había mutilado
  • nosotros habíamos mutilado
  • vosotros habíais mutilado
  • ellos/ellas habían mutilado

Toekomende tijd I

  • ik zal afknotten
  • jij zult afknotten
  • hij/zij/het zal afknotten
  • wij zullen afknotten
  • jullie zullen afknotten
  • zij zullen afknotten

Futuro I

  • yo mutilaré
  • mutilarás
  • él/ella mutilará
  • nosotros mutilaremos
  • vosotros mutilaréis
  • ellos/ellas mutilarán

Toekomende tijd II

  • ik zal afgeknot hebben
  • jij zult afgeknot hebben
  • hij/zij/het zal afgeknot hebben
  • wij zullen afgeknot hebben
  • jullie zullen afgeknot hebben
  • zij zullen afgeknot hebben

Futuro perfecto

  • yo habré mutilado
  • habrás mutilado
  • él/ella habrá mutilado
  • nosotros habremos mutilado
  • vosotros habréis mutilado
  • ellos/ellas habrán mutilado

Conditionalis I

  • ik zou afknotten
  • jij zou afknotten
  • hij/zij/het zou afknotten
  • wij zouden afknotten
  • jullie zouden afknotten
  • zij zouden afknotten

Condicional

  • yo mutilaría
  • mutilarías
  • él/ella mutilaría
  • nosotros mutilaríamos
  • vosotros mutilaríais
  • ellos/ellas mutilarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben afgeknot
  • jij zou hebben afgeknot
  • hij/zij/het zou hebben afgeknot
  • wij zouden hebben afgeknot
  • jullie zouden hebben afgeknot
  • zij zouden hebben afgeknot

Condicional perfecto

  • yo habría mutilado
  • habrías mutilado
  • él/ella habría mutilado
  • nosotros habríamos mutilado
  • vosotros habríais mutilado
  • ellos/ellas habrían mutilado

Imperatief

  • jij knot af
  • jullie knot af

Imperativo presente

  • mutila
  • vosotros mutilad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van afknotten