Vervoeging van afmunten

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik munt af
    • jij munt af
    • hij/zij/het munt af
    • wij munten af
    • jullie munten af
    • zij munten af
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik muntte af
    • jij muntte af
    • hij/zij/het muntte af
    • wij muntten af
    • jullie muntten af
    • zij muntten af
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb afgemunt
    • jij hebt afgemunt
    • hij/zij/het heeft afgemunt
    • wij hebben afgemunt
    • jullie hebben afgemunt
    • zij hebben afgemunt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had afgemunt
    • jij had afgemunt
    • hij/zij/het had afgemunt
    • wij hadden afgemunt
    • jullie hadden afgemunt
    • zij hadden afgemunt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal afmunten
    • jij zult afmunten
    • hij/zij/het zal afmunten
    • wij zullen afmunten
    • jullie zullen afmunten
    • zij zullen afmunten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal afgemunt hebben
    • jij zult afgemunt hebben
    • hij/zij/het zal afgemunt hebben
    • wij zullen afgemunt hebben
    • jullie zullen afgemunt hebben
    • zij zullen afgemunt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou afmunten
    • jij zou afmunten
    • hij/zij/het zou afmunten
    • wij zouden afmunten
    • jullie zouden afmunten
    • zij zouden afmunten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben afgemunt
    • jij zou hebben afgemunt
    • hij/zij/het zou hebben afgemunt
    • wij zouden hebben afgemunt
    • jullie zouden hebben afgemunt
    • zij zouden hebben afgemunt
  • Imperatief

    • jij munt af
    • jullie munt af