Vervoeging van afpeilen
Onbepaalde wijs (infinitief): afpeilen
Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik peil af
- jij peilt af
- hij/zij/het peilt af
- wij peilen af
- jullie peilen af
- zij peilen af
Onvoltooid verleden tijd
- ik peilde af
- jij peilde af
- hij/zij/het peilde af
- wij peilden af
- jullie peilden af
- zij peilden af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgepeild
- jij hebt afgepeild
- hij/zij/het heeft afgepeild
- wij hebben afgepeild
- jullie hebben afgepeild
- zij hebben afgepeild
Voltooid verleden tijd
- ik had afgepeild
- jij had afgepeild
- hij/zij/het had afgepeild
- wij hadden afgepeild
- jullie hadden afgepeild
- zij hadden afgepeild
Toekomende tijd I
- ik zal afpeilen
- jij zult afpeilen
- hij/zij/het zal afpeilen
- wij zullen afpeilen
- jullie zullen afpeilen
- zij zullen afpeilen
Toekomende tijd II
- ik zal afgepeild hebben
- jij zult afgepeild hebben
- hij/zij/het zal afgepeild hebben
- wij zullen afgepeild hebben
- jullie zullen afgepeild hebben
- zij zullen afgepeild hebben
Conditionalis I
- ik zou afpeilen
- jij zou afpeilen
- hij/zij/het zou afpeilen
- wij zouden afpeilen
- jullie zouden afpeilen
- zij zouden afpeilen
Conditionalis II
- ik zou hebben afgepeild
- jij zou hebben afgepeild
- hij/zij/het zou hebben afgepeild
- wij zouden hebben afgepeild
- jullie zouden hebben afgepeild
- zij zouden hebben afgepeild
Imperatief
- jij peil af
- jullie peilt af