Vervoeging van afpikken
Onbepaalde wijs (infinitief): afpikken
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pik af
- jij pikt af
- hij/zij/het pikt af
- wij pikken af
- jullie pikken af
- zij pikken af
Onvoltooid verleden tijd
- ik pikte af
- jij pikte af
- hij/zij/het pikte af
- wij pikten af
- jullie pikten af
- zij pikten af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgepikt
- jij hebt afgepikt
- hij/zij/het heeft afgepikt
- wij hebben afgepikt
- jullie hebben afgepikt
- zij hebben afgepikt
Voltooid verleden tijd
- ik had afgepikt
- jij had afgepikt
- hij/zij/het had afgepikt
- wij hadden afgepikt
- jullie hadden afgepikt
- zij hadden afgepikt
Toekomende tijd I
- ik zal afpikken
- jij zult afpikken
- hij/zij/het zal afpikken
- wij zullen afpikken
- jullie zullen afpikken
- zij zullen afpikken
Toekomende tijd II
- ik zal afgepikt hebben
- jij zult afgepikt hebben
- hij/zij/het zal afgepikt hebben
- wij zullen afgepikt hebben
- jullie zullen afgepikt hebben
- zij zullen afgepikt hebben
Conditionalis I
- ik zou afpikken
- jij zou afpikken
- hij/zij/het zou afpikken
- wij zouden afpikken
- jullie zouden afpikken
- zij zouden afpikken
Conditionalis II
- ik zou hebben afgepikt
- jij zou hebben afgepikt
- hij/zij/het zou hebben afgepikt
- wij zouden hebben afgepikt
- jullie zouden hebben afgepikt
- zij zouden hebben afgepikt
Imperatief
- jij pik af
- jullie pikt af