Vervoeging van afprijzen
Onbepaalde wijs (infinitief): afprijzen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik prijs af
- jij prijst af
- hij/zij/het prijst af
- wij prijzen af
- jullie prijzen af
- zij prijzen af
Onvoltooid verleden tijd
- ik prijsde af
- jij prijsde af
- hij/zij/het prijsde af
- wij prijsden af
- jullie prijsden af
- zij prijsden af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgeprijsd
- jij hebt afgeprijsd
- hij/zij/het heeft afgeprijsd
- wij hebben afgeprijsd
- jullie hebben afgeprijsd
- zij hebben afgeprijsd
Voltooid verleden tijd
- ik had afgeprijsd
- jij had afgeprijsd
- hij/zij/het had afgeprijsd
- wij hadden afgeprijsd
- jullie hadden afgeprijsd
- zij hadden afgeprijsd
Toekomende tijd I
- ik zal afprijzen
- jij zult afprijzen
- hij/zij/het zal afprijzen
- wij zullen afprijzen
- jullie zullen afprijzen
- zij zullen afprijzen
Toekomende tijd II
- ik zal afgeprijsd hebben
- jij zult afgeprijsd hebben
- hij/zij/het zal afgeprijsd hebben
- wij zullen afgeprijsd hebben
- jullie zullen afgeprijsd hebben
- zij zullen afgeprijsd hebben
Conditionalis I
- ik zou afprijzen
- jij zou afprijzen
- hij/zij/het zou afprijzen
- wij zouden afprijzen
- jullie zouden afprijzen
- zij zouden afprijzen
Conditionalis II
- ik zou hebben afgeprijsd
- jij zou hebben afgeprijsd
- hij/zij/het zou hebben afgeprijsd
- wij zouden hebben afgeprijsd
- jullie zouden hebben afgeprijsd
- zij zouden hebben afgeprijsd
Imperatief
- jij prijs af
- jullie prijst af