Vervoeging van afrazen

Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik raas af
    • jij raast af
    • hij/zij/het raast af
    • wij razen af
    • jullie razen af
    • zij razen af
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik raasde af
    • jij raasde af
    • hij/zij/het raasde af
    • wij raasden af
    • jullie raasden af
    • zij raasden af
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb afgeraasd
    • jij hebt afgeraasd
    • hij/zij/het heeft afgeraasd
    • wij hebben afgeraasd
    • jullie hebben afgeraasd
    • zij hebben afgeraasd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had afgeraasd
    • jij had afgeraasd
    • hij/zij/het had afgeraasd
    • wij hadden afgeraasd
    • jullie hadden afgeraasd
    • zij hadden afgeraasd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal afrazen
    • jij zult afrazen
    • hij/zij/het zal afrazen
    • wij zullen afrazen
    • jullie zullen afrazen
    • zij zullen afrazen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal afgeraasd hebben
    • jij zult afgeraasd hebben
    • hij/zij/het zal afgeraasd hebben
    • wij zullen afgeraasd hebben
    • jullie zullen afgeraasd hebben
    • zij zullen afgeraasd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou afrazen
    • jij zou afrazen
    • hij/zij/het zou afrazen
    • wij zouden afrazen
    • jullie zouden afrazen
    • zij zouden afrazen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben afgeraasd
    • jij zou hebben afgeraasd
    • hij/zij/het zou hebben afgeraasd
    • wij zouden hebben afgeraasd
    • jullie zouden hebben afgeraasd
    • zij zouden hebben afgeraasd
  • Imperatief

    • jij raas af
    • jullie raast af