Vervoeging van afschitteren
Onbepaalde wijs (infinitief): afschitteren
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het schittert af
- zij schitteren af
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het schitterde af
- zij schitterden af
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft afgeschitterd
- zij hebben afgeschitterd
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had afgeschitterd
- zij hadden afgeschitterd
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal afschitteren
- zij zult afschitteren
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal afgeschitterd hebben
- zij zult afgeschitterd hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal afschitteren
- zij zullen afschitteren
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben afgeschitterd
- zij zullen hebben afgeschitterd