Vervoeging van afschrijven
Onbepaalde wijs (infinitief): afschrijven
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schrijf af
- jij schrijft af
- hij/zij/het schrijft af
- wij schrijven af
- jullie schrijven af
- zij schrijven af
Präsens Indikativ
- ich amortisiere
- du amortisierst
- er/sie/es amortisiert
- wir amortisieren
- ihr amortisiert
- sie amortisieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik schreef af
- jij schreef af
- hij/zij/het schreef af
- wij schreven af
- jullie schreven af
- zij schreven af
Präteritum Indikativ
- ich amortisierte
- du amortisiertest
- er/sie/es amortisierte
- wir amortisierten
- ihr amortisiertet
- sie amortisierten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgeschreven
- jij hebt afgeschreven
- hij/zij/het heeft afgeschreven
- wij hebben afgeschreven
- jullie hebben afgeschreven
- zij hebben afgeschreven
Perfekt Indikativ
- ich habe amortisiert
- du hast amortisiert
- er/sie/es hat amortisiert
- wir haben amortisiert
- ihr habt amortisiert
- sie haben amortisiert
Voltooid verleden tijd
- ik had afgeschreven
- jij had afgeschreven
- hij/zij/het had afgeschreven
- wij hadden afgeschreven
- jullie hadden afgeschreven
- zij hadden afgeschreven
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte amortisiert
- du hattest amortisiert
- er/sie/es hatte amortisiert
- wir hatten amortisiert
- ihr hattet amortisiert
- sie hatten amortisiert
Toekomende tijd I
- ik zal afschrijven
- jij zult afschrijven
- hij/zij/het zal afschrijven
- wij zullen afschrijven
- jullie zullen afschrijven
- zij zullen afschrijven
Futur I Indikativ
- ich werde amortisieren
- du wirst amortisieren
- er/sie/es wird amortisieren
- wir werden amortisieren
- ihr werdet amortisieren
- sie werden amortisieren
Toekomende tijd II
- ik zal afgeschreven hebben
- jij zult afgeschreven hebben
- hij/zij/het zal afgeschreven hebben
- wij zullen afgeschreven hebben
- jullie zullen afgeschreven hebben
- zij zullen afgeschreven hebben
Futur II Indikativ
- ich werde amortisiert haben
- du wirst amortisiert haben
- er/sie/es wird amortisiert haben
- wir werden amortisiert haben
- ihr werdet amortisiert haben
- sie werden amortisiert haben
Conditionalis I
- ik zou afschrijven
- jij zou afschrijven
- hij/zij/het zou afschrijven
- wij zouden afschrijven
- jullie zouden afschrijven
- zij zouden afschrijven
Futur I Konjunktiv II
- ich würde amortisieren
- du würdest amortisieren
- er/sie/es würde amortisieren
- wir würden amortisieren
- ihr würdet amortisieren
- sie würden amortisieren
Conditionalis II
- ik zou hebben afgeschreven
- jij zou hebben afgeschreven
- hij/zij/het zou hebben afgeschreven
- wij zouden hebben afgeschreven
- jullie zouden hebben afgeschreven
- zij zouden hebben afgeschreven
Futur II Konjunktiv II
- ich würde amortisiert haben
- du würdest amortisiert haben
- er/sie/es würde amortisiert haben
- wir würden amortisiert haben
- ihr würdet amortisiert haben
- sie würden amortisiert haben
Imperatief
- jij schrijf af
- jullie schrijft af
Imperativ
- du amortisiere
- ihr amortisiert