Vervoeging van afvleien
Onbepaalde wijs (infinitief): afvleien
Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vlei af
- jij vleit af
- hij/zij/het vleit af
- wij vleien af
- jullie vleien af
- zij vleien af
Onvoltooid verleden tijd
- ik vleide af
- jij vleide af
- hij/zij/het vleide af
- wij vleiden af
- jullie vleiden af
- zij vleiden af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgevleid
- jij hebt afgevleid
- hij/zij/het heeft afgevleid
- wij hebben afgevleid
- jullie hebben afgevleid
- zij hebben afgevleid
Voltooid verleden tijd
- ik had afgevleid
- jij had afgevleid
- hij/zij/het had afgevleid
- wij hadden afgevleid
- jullie hadden afgevleid
- zij hadden afgevleid
Toekomende tijd I
- ik zal afvleien
- jij zult afvleien
- hij/zij/het zal afvleien
- wij zullen afvleien
- jullie zullen afvleien
- zij zullen afvleien
Toekomende tijd II
- ik zal afgevleid hebben
- jij zult afgevleid hebben
- hij/zij/het zal afgevleid hebben
- wij zullen afgevleid hebben
- jullie zullen afgevleid hebben
- zij zullen afgevleid hebben
Conditionalis I
- ik zou afvleien
- jij zou afvleien
- hij/zij/het zou afvleien
- wij zouden afvleien
- jullie zouden afvleien
- zij zouden afvleien
Conditionalis II
- ik zou hebben afgevleid
- jij zou hebben afgevleid
- hij/zij/het zou hebben afgevleid
- wij zouden hebben afgevleid
- jullie zouden hebben afgevleid
- zij zouden hebben afgevleid
Imperatief
- jij vlei af
- jullie vleit af