Vervoeging van afvloeien

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het vloeit af
    • zij vloeien af
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het vloeide af
    • zij vloeiden af
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het heeft afgevloeid
    • zij hebben afgevloeid
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het had afgevloeid
    • zij hadden afgevloeid
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal afvloeien
    • zij zult afvloeien
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal afgevloeid hebben
    • zij zult afgevloeid hebben
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal afvloeien
    • zij zullen afvloeien
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal hebben afgevloeid
    • zij zullen hebben afgevloeid

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van afvloeien