Vervoeging van afweiden
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het weidt af
- zij weiden af
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het weidde af
- zij weidden af
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft afgeweid
- zij hebben afgeweid
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had afgeweid
- zij hadden afgeweid
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal afweiden
- zij zult afweiden
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal afgeweid hebben
- zij zult afgeweid hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal afweiden
- zij zullen afweiden
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben afgeweid
- zij zullen hebben afgeweid