Vervoeging van afwijken
Onbepaalde wijs (infinitief): afwijken
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wijk af
- jij wijkt af
- hij/zij/het wijkt af
- wij wijken af
- jullie wijken af
- zij wijken af
Onvoltooid verleden tijd
- ik week af
- jij week af
- hij/zij/het week af
- wij weken af
- jullie weken af
- zij weken af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben afgeweken
- jij bent afgeweken
- hij/zij/het is afgeweken
- wij zijn afgeweken
- jullie zijn afgeweken
- zij zijn afgeweken
Voltooid verleden tijd
- ik was afgeweken
- jij was afgeweken
- hij/zij/het was afgeweken
- wij waren afgeweken
- jullie waren afgeweken
- zij waren afgeweken
Toekomende tijd I
- ik zal afwijken
- jij zult afwijken
- hij/zij/het zal afwijken
- wij zullen afwijken
- jullie zullen afwijken
- zij zullen afwijken
Toekomende tijd II
- ik zal afgeweken zijn
- jij zult afgeweken zijn
- hij/zij/het zal afgeweken zijn
- wij zullen afgeweken zijn
- jullie zullen afgeweken zijn
- zij zullen afgeweken zijn
Conditionalis I
- ik zou afwijken
- jij zou afwijken
- hij/zij/het zou afwijken
- wij zouden afwijken
- jullie zouden afwijken
- zij zouden afwijken
Conditionalis II
- ik zou zijn afgeweken
- jij zou zijn afgeweken
- hij/zij/het zou zijn afgeweken
- wij zouden zijn afgeweken
- jullie zouden zijn afgeweken
- zij zouden zijn afgeweken
Imperatief
- jij wijk af
- jullie wijkt af