Vervoeging van afzweren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het zweert af
- zij zweren af
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het zwoor af
- zij zworen af
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is afgezworen
- zij zijn afgezworen
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was afgezworen
- zij waren afgezworen
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal afzweren
- zij zult afzweren
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal afgezworen zijn
- zij zult afgezworen zijn
Conditionalis I
- hij/zij/het zal afzweren
- zij zullen afzweren
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn afgezworen
- zij zullen zijn afgezworen