Vervoeging van aggregeren
Onbepaalde wijs (infinitief): aggregeren
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik aggregeer
- jij aggregeert
- hij/zij/het aggregeert
- wij aggregeren
- jullie aggregeren
- zij aggregeren
Onvoltooid verleden tijd
- ik aggregeerde
- jij aggregeerde
- hij/zij/het aggregeerde
- wij aggregeerden
- jullie aggregeerden
- zij aggregeerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geaggregeerd
- jij hebt geaggregeerd
- hij/zij/het heeft geaggregeerd
- wij hebben geaggregeerd
- jullie hebben geaggregeerd
- zij hebben geaggregeerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geaggregeerd
- jij had geaggregeerd
- hij/zij/het had geaggregeerd
- wij hadden geaggregeerd
- jullie hadden geaggregeerd
- zij hadden geaggregeerd
Toekomende tijd I
- ik zal aggregeren
- jij zult aggregeren
- hij/zij/het zal aggregeren
- wij zullen aggregeren
- jullie zullen aggregeren
- zij zullen aggregeren
Toekomende tijd II
- ik zal geaggregeerd hebben
- jij zult geaggregeerd hebben
- hij/zij/het zal geaggregeerd hebben
- wij zullen geaggregeerd hebben
- jullie zullen geaggregeerd hebben
- zij zullen geaggregeerd hebben
Conditionalis I
- ik zou aggregeren
- jij zou aggregeren
- hij/zij/het zou aggregeren
- wij zouden aggregeren
- jullie zouden aggregeren
- zij zouden aggregeren
Conditionalis II
- ik zou hebben geaggregeerd
- jij zou hebben geaggregeerd
- hij/zij/het zou hebben geaggregeerd
- wij zouden hebben geaggregeerd
- jullie zouden hebben geaggregeerd
- zij zouden hebben geaggregeerd
Imperatief
- jij aggregeer
- jullie aggregeert