Vervoeging van authentiseren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik authentiseer
- jij authentiseert
- hij/zij/het authentiseert
- wij authentiseren
- jullie authentiseren
- zij authentiseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik authentiseerde
- jij authentiseerde
- hij/zij/het authentiseerde
- wij authentiseerden
- jullie authentiseerden
- zij authentiseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geauthentiseerd
- jij hebt geauthentiseerd
- hij/zij/het heeft geauthentiseerd
- wij hebben geauthentiseerd
- jullie hebben geauthentiseerd
- zij hebben geauthentiseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geauthentiseerd
- jij had geauthentiseerd
- hij/zij/het had geauthentiseerd
- wij hadden geauthentiseerd
- jullie hadden geauthentiseerd
- zij hadden geauthentiseerd
Toekomende tijd I
- ik zal authentiseren
- jij zult authentiseren
- hij/zij/het zal authentiseren
- wij zullen authentiseren
- jullie zullen authentiseren
- zij zullen authentiseren
Toekomende tijd II
- ik zal geauthentiseerd hebben
- jij zult geauthentiseerd hebben
- hij/zij/het zal geauthentiseerd hebben
- wij zullen geauthentiseerd hebben
- jullie zullen geauthentiseerd hebben
- zij zullen geauthentiseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou authentiseren
- jij zou authentiseren
- hij/zij/het zou authentiseren
- wij zouden authentiseren
- jullie zouden authentiseren
- zij zouden authentiseren
Conditionalis II
- ik zou hebben geauthentiseerd
- jij zou hebben geauthentiseerd
- hij/zij/het zou hebben geauthentiseerd
- wij zouden hebben geauthentiseerd
- jullie zouden hebben geauthentiseerd
- zij zouden hebben geauthentiseerd
Imperatief
- jij authentiseer
- jullie authentiseert