Vervoeging van avonturen
Onbepaalde wijs (infinitief): avonturen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik avontuur
- jij avontuurt
- hij/zij/het avontuurt
- wij avonturen
- jullie avonturen
- zij avonturen
Onvoltooid verleden tijd
- ik avontuurde
- jij avontuurde
- hij/zij/het avontuurde
- wij avontuurden
- jullie avontuurden
- zij avontuurden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geavontuurd
- jij hebt geavontuurd
- hij/zij/het heeft geavontuurd
- wij hebben geavontuurd
- jullie hebben geavontuurd
- zij hebben geavontuurd
Voltooid verleden tijd
- ik had geavontuurd
- jij had geavontuurd
- hij/zij/het had geavontuurd
- wij hadden geavontuurd
- jullie hadden geavontuurd
- zij hadden geavontuurd
Toekomende tijd I
- ik zal avonturen
- jij zult avonturen
- hij/zij/het zal avonturen
- wij zullen avonturen
- jullie zullen avonturen
- zij zullen avonturen
Toekomende tijd II
- ik zal geavontuurd hebben
- jij zult geavontuurd hebben
- hij/zij/het zal geavontuurd hebben
- wij zullen geavontuurd hebben
- jullie zullen geavontuurd hebben
- zij zullen geavontuurd hebben
Conditionalis I
- ik zou avonturen
- jij zou avonturen
- hij/zij/het zou avonturen
- wij zouden avonturen
- jullie zouden avonturen
- zij zouden avonturen
Conditionalis II
- ik zou hebben geavontuurd
- jij zou hebben geavontuurd
- hij/zij/het zou hebben geavontuurd
- wij zouden hebben geavontuurd
- jullie zouden hebben geavontuurd
- zij zouden hebben geavontuurd
Imperatief
- jij avontuur
- jullie avontuurt